Les 5vwo 26-3-2021 H10 Cirkelbeweging en gravitatie - herhaling
Les 26-3-2021 H10 herhalen
Bespreken opgave 74e en f
Maken en bespreken opgave
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5
In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Les 26-3-2021 H10 herhalen
Bespreken opgave 74e en f
Maken en bespreken opgave
Slide 1 - Tekstslide
Opgave 74e
bij benadering geldt voor de beweging van de planeet voor de ster langs dat het een rechte lijn is met x = v∙∆t, waarbij x = diameter van de ster, v de baansnelheid van de planeet; ∆t kan je aflezen uit figuur 60
Slide 2 - Tekstslide
Opgave 74e
∆t aflezen uit figuur 60:
∆t= 183,5 - 182,4 = 1,10 h ∆t =1,10×3600=3,96∙103 s
v = 2,2∙105 m/s
x = 2,2∙105×3,96∙103 x = dster = 8,71∙108 m --> Rster = 4,4∙108 m
Slide 3 - Tekstslide
Opgave 74f
licht wordt voor 100 - 99,965 = 0,035% verminderd door het oppervlak van de planeet voor de ster
De oppervlakte van de planeet is dus 0,035% van die van de ster.
Dus: Rplaneet2=0,00035 x Rster2
Slide 4 - Tekstslide
Opgave object de ruimte in vanaf de aarde
Vanaf de aarde wordt een object de ruimte ingeschoten. De gravitatiekracht op het object als het op 300·106 m hoogte boven het aardoppervlak zit bedraagt 3,40 N.
a) Bereken de massa van het object.
b) Bereken hoe groot de ontsnappingssnelheid bedraagt.
Slide 5 - Tekstslide
Vanaf de aarde wordt een object de ruimte ingeschoten. De gravitatiekracht op het object als het op 300·10^6 m hoogte boven het aardoppervlak zit bedraagt 3,40 N. Bereken de massa van het object.
Slide 6 - Open vraag
uitwerking a
Slide 7 - Tekstslide
Bereken hoe groot de ontsnappingssnelheid bedraagt.
Slide 8 - Open vraag
Uitwerking b
Slide 9 - Tekstslide
c) Bereken hoeveel de gravitatie-energie is toegenomen tijdens de vlucht vanaf de aarde naar de hoogte van 300·10^6 m.
Slide 10 - Open vraag
Uitwerking c
Slide 11 - Tekstslide
d) Bereken de snelheid van het object op 300·10^6 m hoogte als het weg geschoten is met de ontsnappingssnelheid.
Slide 12 - Open vraag
Opgave d) aanpak + berekening Ek,b
Slide 13 - Tekstslide
Opgave d uitvoering
Slide 14 - Tekstslide
Alternatieve uitwerking
Slide 15 - Tekstslide
Draaischijf met A en B
Twee cilinders, A en B, met dezelfde massa staan op een draaischijf. De schijf draait met constante snelheid rond. Cilinder A staat tweemaal zo ver van het draaipunt als cilinder B.
Slide 16 - Tekstslide
Hoe groot is de middelpuntzoekende kracht Fmpz op cilinder A, vergeleken met die op cilinder B?
A
Fmpz op A is 2x zo groot als op B
B
Fmpz op A is 4x zo groot als op B
C
Fmpz op A is even groot als op B
D
Fmpz op A is 4x zo klein als op B
Slide 17 - Quizvraag
Uitleg
Fmpz = m∙v^2/r
De omlooptijd T is van beide hetzelfde. rA =2x rB , dus vA = 2 x vB want: v=2π∙r/T
Dus Fmpz op cilinder A = (22 /2) x Fmpz op cilinder B = 2 x Fmpz op cilinder B
Slide 18 - Tekstslide
De draaischijf gaat nu tweemaal zo snel ronddraaien. Hoe verandert daardoor de middelpuntzoekende kracht op de cilinders?
A
Fmpz wordt 2x zo groot
B
Fmpz wordt 4x zo groot
C
Fmpz blijft hetzelfde
D
Fmpz wordt 4x zo klein
Slide 19 - Quizvraag
Uitleg
De omlooptijd T wordt tweemaal zo klein, De baansnelheid v dus tweemaal zo groot, want: v=2π∙r/T
De middelpuntzoekende kracht Fmpz wordt dus viermaal zo groot, want: Fmpz=m∙v^2/r