blok 2 grammatica zinsontleding werkwoordsvormen
WERKWOORDEN
1 / 21
Onderdelen in deze les
WERKWOORDEN
Slide 1 - Woordweb
Slide 2 - Video
Tegenwoordige tijd of verleden tijd?
De computer staat op mijn bureau.
De computer staat op mijn bureau.
A
tt
B
vt
Slide 3 - Quizvraag
Tegenwoordige tijd of verleden tijd?
De hond at een koekje.
De hond at een koekje.
A
tt
B
vt
Slide 4 - Quizvraag
Tegenwoordige tijd of verleden tijd?
Kom jij ook op mijn verjaardag?
Kom jij ook op mijn verjaardag?
A
tt
B
vt
Slide 5 - Quizvraag
Tegenwoordige tijd of verleden tijd?
De film begon vijf minuten later.
De film begon vijf minuten later.
A
tt
B
vt
Slide 6 - Quizvraag
Tegenwoordige tijd of verleden tijd?
Alle leerlingen gingen naar de gymzaal.
Alle leerlingen gingen naar de gymzaal.
A
tt
B
vt
Slide 7 - Quizvraag
Tegenwoordige tijd of verleden tijd?
In het pretpark lopen veel scholieren.
In het pretpark lopen veel scholieren.
A
tt
B
vt
Slide 8 - Quizvraag
Tegenwoordige tijd of verleden tijd?
De winkel opende de deuren wat later.
De winkel opende de deuren wat later.
A
tt
B
vt
Slide 9 - Quizvraag
Tegenwoordige tijd of verleden tijd?
Help jij me met mijn huiswerk?
Help jij me met mijn huiswerk?
A
tt
B
vt
Slide 10 - Quizvraag
Mimoun belt vanmiddag
A
persoonsvorm
B
infinitief/hele werkwoord
C
voltooid deelwoord
Slide 11 - Quizvraag
Emma installeerde een nieuwe app op haar telefoon.
A
persoonsvorm
B
infinitief/hele werkwoord
C
voltooid deelwoord
Slide 12 - Quizvraag
Ik ben dat hele eind naar school gefietst.
A
persoonsvorm
B
infinitief/hele werkwoord
C
voltooid deelwoord
Slide 13 - Quizvraag
Ik zal pepernoten voor jou kopen.
A
persoonsvorm
B
infinitief/hele werkwoord
C
voltooid deelwoord
Slide 14 - Quizvraag
Zijn vriendin heeft al pepernoten voor hem gekocht.
A
persoonsvorm
B
infinitief/hele werkwoord
C
voltooid deelwoord
Slide 15 - Quizvraag
Hij kocht zelf gisteren ook pepernoten.
A
persoonsvorm
B
infinitief/hele werkwoord
C
voltooid deelwoord
Slide 16 - Quizvraag
Suus gaat naar huis lopen.
A
persoonsvorm
B
infinitief/hele werkwoord
C
voltooid deelwoord
Slide 17 - Quizvraag
Onderweg komt zij een enge man tegen.
A
persoonsvorm
B
infinitief/hele werkwoord
C
voltooid deelwoord
Slide 18 - Quizvraag
Suus begon heel hard te gillen.
A
persoonsvorm
B
infinitief/hele werkwoord
C
voltooid deelwoord
Slide 19 - Quizvraag
De man is daar erg van geschrokken.
A
persoonsvorm
B
infinitief/hele werkwoord
C
voltooid deelwoord
Slide 20 - Quizvraag
Wat heb je geleerd van deze LessonUp?
