Parameters

• PV verzorging
• Secundair onderwijs

Parameters

Temperatuur

- mens is van nature warmbloedig

- 36°c - 37,5°c

- hypothalamus -> warmte regulerend mechanisme

- via huid = zweten en de longen = ademen -> afkoelen

- meten op verschillende plaatsen: Oksel, mond (oraal), rectaal , oor, infrarood

Axillair

= oksel

- elleboog goed tegen de zij gedrukt houden

- punt van thermometer in okselholte

- droge oksel -> vocht beïnvloed de temperatuur

Rectaal

- patiënt in zijligging gelegd en 1 been opgetrokken

- zuigelingen en jonge kinderen -> rug

- voorzichtig met draaiende beweging inbrengen

- gebruik geen vaseline -> lagere waarden door vettige laag

- waarde meestal 0,5°c hoger dan axillair

- betrouwbaar maar minder aangenaam voor zv

infrarood 

- duurt slecht een seconde -> comfortabel

- best dezelfde plaats en techniek

- gehoorgang horizontaal houden -> oorschelp naar boven en naar achter trekken

afwijkingen

Subfebriele temperatuur                                     Hypothermie

= lichte verhoging                                                    - lager dan 35,5°c

-> tussen 37,5°c en 38°c                                        - onderkoeling

-> na sporten of bij infectie                                

Hyperthermie                                                                                                

- koorts = geen ziekte maar in symptoom

- vanaf 38°c

Polsslag

bloedsomloop

- grote en kleine bloedomloop

- grote bloedsomloop -> zuurstoftransport naar hele lichaam

- kleine bloedsomloop -> co2 afscheiden, O2 (zuurstof) opnemen

Polsslag

- Gemeten bij arteria radialis

- pulseren van de arterie = slagader

- normale pols = 60-100 slagen per minuut

- meer dan 100 slagen = tachycardie

- minder dan 50 slagen per minuut = bradycardie

- hartslag en temperatuur gaan hand in hand

andere plaatsen

- slaap

- hals

- elleboogplooi

- liezen

- knieholte

- enkel

Bloeddruk

= druk van het circulerend bloed in de slagaders 

- druk die het bloed uitoefent op de wand

- systolische druk = bovendruk -> wanneer hart samentrekt

- diastolische druk = onderdruk -> wanneer hart ontspant

Afwijkingen

te lage bloeddruk = hypotensie

- duizeligheid, zwart voor de ogen, versnelde hartslag

orthostatische hypotensie

- bij rechtkomen

verhoogde bloeddruk = hypertensie

- hoofdpijn, oorsuizen, duizeligheid