In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom bij Nederlands!
Slide 1 - Tekstslide
In deze les:
Terugblik: citaten
Bespreken: 4.6 E Voortgangstoets
Maak de volgende onderdelen af: 4.6 Herhaling C. Deel 2: Keuzetekst ‘Pas op de toneelschool werd ik geconfronteerd met mijn huidskleur’ D. Deel 2: Keuzetekst 'Schoppen: theater op het voetbalveld' Klaar? Plusopdrachten of Zelf oefenen maken.
Bespreken: 4.6 C
Terugkijken naar de doelen
Doelen van deze les:
1. Je oefent nog eens met alle onderdelen uit 4. Lezen.
Slide 2 - Tekstslide
Zelfstandig afmaken:
4.6 Herhaling
C. Deel 2: Keuzetekst ‘Pas op de toneelschool werd ik geconfronteerd met mijn huidskleur’
D. Deel 2: Keuzetekst 'Schoppen: theater op het voetbalveld'
E. Voortgangstoets
Klaar? Plusopdrachten of Zelf oefenen maken.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Hoofdstuk 4: Zakelijk lezen
Slide 6 - Tekstslide
4.5 Citaten
Slide 7 - Tekstslide
Een citaat
De tekst die een schrijver letterlijk van iemand anders overneemt, noem je een citaat. In een tekst staat een citaat altijd tussen aanhalingstekens.
De naam van de geciteerde persoon kan in de tekst zelf staan of eronder, in de bronvermelding:
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Citeren van een zin
Soms moet je bij een vraag van een toets (enkele) woorden, zinsgedeeltes, één zin of een aantal zinnen citeren. Dan noteer je dus wat er letterlijk in een tekst staat.
Slide 10 - Tekstslide
Voorbeeld van een toetsvraag
Citeer de zin waarin de schrijver zijn mening over grote schoolklassen geeft.
Antwoord: ‘Het is bijna crimineel, zo veel leerlingen in één klas!’ (regel 12-13)
‘Het is...één klas!’ (regel 12-13)
Je noteert altijd de regelnummers van het stukje tekst dat je citeert.
Slide 11 - Tekstslide
Huiswerk dinsdag 9 februari:
4.6 Herhaling
B. Deel 1: Toepassing verwijswoorden, zins- en alineaverbanden, citaten
C. Deel 2: Keuzetekst ‘Pas op de toneelschool werd ik geconfronteerd met mijn huidskleur’