JCL vraag en aanbod les 4 EK

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma


herhaling info Ev
Uitleg Ek
Opgaven maken 2.12 tm 2.22
SO hoofdstuk 1 en 2 op maandag 21 maart
Afsluiting: wat heb je geleerd? 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kent je begrip kruiselingse elasticiteit
  • Je kunt de kruiselingse elasticiteit uitrekenen
  • Je kunt uitleggen waarom iets inelastisch of elastisch reageert
  • Je kunt uitleggen waarom de kruiselingse eleasticiteit positief of negatief is en welk type goed daarbij hoort

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg
Pak pen & papier om aantekeningen te maken.

Slide 4 - Tekstslide

samengevat 1 van 3
  • Als de prijs verandert, en verder blijft alles hetzelfde, dan verschuif je langs de vraaglijn. 
  • Bij een verschuiving van de vraaglijn, verandert de vraag bij dezelfde prijs. 
  • Prijselasticiteit zegt iets over de mate waarin de vraag verandert bij een verandering van de prijs. (ceteris-paribusvoorwaarde!)

Slide 5 - Tekstslide

Hoe sterk reageert de vraag
elastische vraag
Ev groter dan 1 of kleiner dan -1. %ΔQv>%ΔP
inelastische vraag
De Ev ligt tussen de -1 of de 1. 
%ΔQv<%ΔP
volkomen inelastische vraag
De Ev = 0. De vraag verandert niet bij een prijswijziging. 

Slide 6 - Tekstslide

inelastische vraag en omzet
Ev = -0,5=> inelastisch.
De vraag zal relatief minder hard stijgen dan de prijs daalt.  Totale omzet zal dalen
Voorbeeld: P=10 => P=9. Prijs daalt met 10%
Qv=10 => Qv=10,5.  Qv stijgt met 5%. 
Ev = 5/-10 = -0,5,  inelastisch. 
Omzet oud: €10 * 10 = €100 Omzet nieuw: €9 * 10,5 = €94,5

Slide 7 - Tekstslide

Samengevat (2 van 3)
  • Ev > 1, elastische vraag, omzet stijgt bij prijsdaling
  • Ev = 0, volkomen inelastisch, omzet blijft gelijk bij prijsdaling
  • 0 > Ev >1, inelastische vraag, omzet daalt bij prijsdaling
  • en omgekeerd bij prijsstijging

  • Primaire goederen: inelastische vraag
  • Luxe goederen: elastische vraag

Slide 8 - Tekstslide

Kruiselingse prijselasticiteit
   Ek = verandering hoeveelheid product A/verandering prijs product B
    Ek= 


Hierbij is de verandering van de prijs van product B de oorzaak (onder de streep) en de verandering van de gevraagde hoeveelheid van product A het gevolg (boven de streep). 

Slide 9 - Tekstslide

Complementair en substitutie 
De kruiselingse prijselasticiteit van complementaire goederen is negatief. Als de prijs van koffie duurder wordt, zal de vraag naar suiker en melk dalen

De kruiselingse prijselasticiteit van substitutiegoederen is positief. Als de prijs van koffie duurder wordt, zal de vraag naar thee stijgen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

samenvatting (3 van 3)
  • Ek van complementaire goederen is negatief
  • Ek van substitutie goederen is positief

Slide 12 - Tekstslide

Wat is Ev als P wijzigt van 2 euro naar 1,80 euro.
Qv = -1,5P + 15
A
-0,30
B
-0,25
C
-0,20
D
-0,15

Slide 13 - Quizvraag

uitwerking
Bij P = 2 geldt dat Qv = 12 (zie vorige vraag). 
Als P wordt verlaagd naar 1,80 geldt: -1,5 x 1,80 + 15 = 12,3
Prijsdaling: (1,80 - 2)/2 * 100% = -10%
Afzetstijging: (12,3 - 12)/12 * 100% = +2,5%
Ev = 2,5/-10 =-0,25

Slide 14 - Tekstslide

Is de vraag elastisch of inelastisch? Komt dit doordat suiker een primair of een luxe goed is?
A
inelastisch, primair
B
elastisch, primair
C
inelastisch, luxe
D
elastisch, luxe

Slide 15 - Quizvraag

Bij P = 5 wordt er 600 kilo aardbeien verkocht.
P stijgt naar 5,5. Ev = -3.

Hoeveel kilo aardbeien worden er verkocht?
A
520 kilo
B
430 kilo
C
420 kilo
D
410 kilo

Slide 16 - Quizvraag

uitwerking
P stijgt van 5 naar 5,5 euro. 
Wijziging P = (5,5 - 5)/5 * 100% = +10%
Ev = -3
Dus
-3 = X/10% dus X = -3 x 10% = -30%
Dus er gaat 30% van de 600 kilo aardbeien af. Dus 0,7 * 600
oftewel Q = 420 kilo. 

Slide 17 - Tekstslide

Zelf aan de slag!   
Iedereen:
Lezen: paragraaf 2.3 Ek
Maken: de vragen 2.12 tm 2.22
nakijken 2.1 tm 2.11 

Versnellers:

Klaar?:
lezen en maken paragraaf 2.4
lezen en maken: paragraaf2.1  vraag naar spijkerbroeken, maken 2.1 tm 2.3
rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je de docent een vraag stellen


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kent je begrip kruiselingse elasticiteit
  • Je kunt de kruiselingse elasticiteit uitrekenen
  • Je kunt uitleggen waarom iets inelastisch of elastisch reageert
  • Je kunt uitleggen waarom de kruiselingse eleasticiteit positief of negatief is en welk type goed daarbij hoort

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk: 
volgende les:
doornemen paragraaf 2.2 en 2.3
maken opdracht 2.12 tot en met 2.22

leren hoofdstuk 2.1 tm 2.3
Pak je agenda!!

Slide 20 - Tekstslide

Ik snap het verschil tussen verschuiven langs de vraaglijn en verschuiven van de vraaglijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Ik begrijp prijselasticiteiten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Ik begrijp kruiselingse elasticiteiten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Qvx = aPk + 10
Qvx = de vraag naar product X
P = prijs van product K
Welke waarde zal 'a' aannemen bij substitutiegoederen?
A
> 0
B
< 0
C
0
D
kun je niet zeggen

Slide 24 - Quizvraag

uitwerking
Bij substitutiegoederen is de richtingscoefficient (de 'a') positief. Als bijvoorbeeld de prijs van Pepsi stijgt zal de vraag naar Coca Cola stijgen. Er is dus een positief verband bij substitutiegoederen. 

Slide 25 - Tekstslide

Qvx = 0,5Pk + 10
Wat is de kruiselingse prijselasticiteit bij Pk = 20.
A
0,6
B
0,5
C
0,7
D
0,4

Slide 26 - Quizvraag

uitwerking
Qvx = 0,5Pk + 10
Bij Pk = 20 geldt dat Qvx = 20
Stel: Pk stijgt met 50%. Dan wordt Pk dus 30. 
Bij Pk is 30 geldt Qvx = 25
De procentuele verandering van Qvx = 5/20 * 100% = 25%
Dus Ek = 25/50 = 0,5

Slide 27 - Tekstslide