Huiswerk maken bij bio!!!

Cellen en organen
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Cellen en organen

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga jij vandaag doen?
A
nakijken opdrachten 2.3 en 2.4
B
op je telefoon zitten
C
de 5 stappen leren van gewone celdeling
D
stil met aandacht meedoen met de les

Slide 2 - Quizvraag

MITOSE  
gewone celdeling

Slide 3 - Tekstslide

Schrijf in je aantekeningenschrift
alles wat rechts in beeld is.

5 stappen van gewone celdeling
1. moedercel
2. kerndeling
3. celdeling
4. plasmagroei
5. dochtercellen

Slide 4 - Tekstslide

Cellen
Cellen zijn kleine bouwstenen van organismen.

Alles wat leeft bestaat uit cellen.

Er zijn vier verschillende cellen.

Slide 5 - Tekstslide

Verschillende soorten cellen
en vormen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Vorm en functie van cellen
Vorm
bouw van de cel
Functie
wat een cel doet

Slide 8 - Tekstslide

Zie je één of meer cellen?
A
1 plantaardige cel
B
meerdere dierlijke cellen
C
1 dierlijke cel
D
meerdere plantaardige cellen

Slide 9 - Quizvraag

Waarmee hangt de vorm van een cel samen?
A
met cytoplasma
B
met de functie
C
met het tijdstip
D
met het aantal cellen

Slide 10 - Quizvraag

Leg uit waarom de vorm van de cel samenhangt met de functie van de cel.

Slide 11 - Open vraag

Leg uit dat een bloedcel geen uitlopers heeft zoals een botcel.

Slide 12 - Open vraag

Welke drie onderdelen heeft een dierlijke cel?
A
celkern, celplasma, celmembraan
B
celwand, celkern, celplasma
C
celkern, bladgroenkorrels, celplasma
D
vacuole, bladgroenkorrels, celwand

Slide 13 - Quizvraag

Welke verschillen zijn er tussen dierlijke en plantaardige cellen?
A
vacuole, bladgroenkorrels, celkern
B
celkern, celplasma, celmembraan
C
vacuole, bladgroenkorrels, celwand
D
bladgroenkorrels

Slide 14 - Quizvraag

Welke onderdelen van
deze plantaardige cel komen
ook bij dierlijke cellen voor?
A
1, 2 en 5
B
1, 3 en 5
C
2, 3 en 6
D
2, 5 en 6

Slide 15 - Quizvraag

22. In de afbeelding zie je een schematische tekening van een plantaardige cel.

Welk nummer geeft het cytoplasma (celplasma) aan aan?
A
1
B
4
C
3
D
5

Slide 16 - Quizvraag

Welke cel of cellen hebben een celwand?
A
Dierlijke cel
B
Plantaardige cel
C
Dierlijke en plantaardige cel
D
Geen van beide

Slide 17 - Quizvraag


A
Dierlijke cel
B
Plantaardige cel

Slide 18 - Quizvraag

Wat voor cel is dit?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel

Slide 19 - Quizvraag

Is dit een dierlijke of een plantaardige cel?
A
Dierlijke
B
Plantaardige

Slide 20 - Quizvraag

Benoem de onderdelen 1,3 en 4
A
1. celmembraan 3. celplasma 4. celkern
B
1. celkern 3. celplasma 4. celmembraan
C
1. celkern 3. celplasma 4. celwand
D
1. celmembraan 3. celkern 4. bladschijf

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het voornaamste nut van het celmembraan?
A
Cel bij elkaar houden en voortplanting
B
Voortplanting en soms stoffen doorlaten
C
Cel besturen en voortplanting
D
Cel bij elkaar houden en soms stoffen doorlaten

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekent doorlaatbaar?
A
Dat iets energie krijgt
B
Dat iets kan vervoeren
C
Dat het door laat
D
Dat er stoffen in en uit kunnen

Slide 23 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk dat het celmembraan doorlaatbaar is?

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Video

De mens heeft per cel dus 46 chromosomen
23 van de vader 23 van de moeder.

44 chromosomen zijn autosoom
2 chromosomen zijn geslachtschromosomen

Slide 26 - Tekstslide

Bouwbeschrijving
In de kern liggen chromosomen.

chromosomen
Gemaakt van de stof DNA.


Elke celkern bevat 46 chromosomen. 
Alle chromosomen samen is het genoom






Slide 27 - Tekstslide

Chromosomen in paren

Elke cel van de mens heeft 46 chromosomen.

Dus 23 paren van 2 chromosomen.

Slide 28 - Tekstslide

Chromosoom
Chromosoom

Slide 29 - Tekstslide

WAT IS
DNA?

Slide 30 - Tekstslide

Wat is DNA?
A
informatie niet erfelijke eigenschappen
B
informatie wangslijmvlies
C
informatie alle erfelijke eigenschappen

Slide 31 - Quizvraag

DNA:
A
zit in chromosomen
B
bevat de codes om eiwitten te maken
C
zit alleen in de geslachtscellen
D
zit in de celkern

Slide 32 - Quizvraag

Waaruit bestaan chromosomen?

Slide 33 - Open vraag

Hoeveel chromosomen zitten er in 1 celkern?
A
46
B
4600
C
23
D
23 paar

Slide 34 - Quizvraag

Waar bevindt zich jouw DNA?
De informatie met erfelijke eigenschappen?
A
In de celkern van alle cellen van je lichaam
B
In de cellen van het lichaamsdeel met die eigenschap
C
In je bloed
D
In je maag

Slide 35 - Quizvraag

In welke cellen is de informatie opgeslagen over jouw oogkleur?
A
alleen in je oogcellen
B
alleen in je hersencellen
C
alleen in je bloedcellen
D
in al je cellen

Slide 36 - Quizvraag

In welke cellen is de informatie over jouw oogkleur opgeslagen? Leg je antwoord uit.

Slide 37 - Open vraag

Sanne heeft blond haar. Ze verft haar haar blauw. Welke informatie zit er in een maagcel van Sanne?
A
Informatie over de blauwe haarkleur
B
Informatie over de blonde haarkleur
C
Informatie over blonde en blauwe haarkleur
D
Informatie over haar maagcel en niet 't haar

Slide 38 - Quizvraag

Gewone celdeling (mitose)

Slide 39 - Tekstslide

5. Gewone celdeling
De gewone celdeling noemen we ook wel de mitose. In de afbeelding hiernaast zie je een voorbeeld van gewone celdelingen.

Slide 40 - Tekstslide

Gewone celdeling

Slide 41 - Tekstslide

MITOSE  
gewone celdeling

Slide 42 - Tekstslide

Noteer de 5 stappen van gewone celdeling
(zonder spieken!)

Slide 43 - Tekstslide

Schrijf in je aantekeningenschrift
alles wat rechts in beeld is.

5 stappen van gewone celdeling
1. moedercel
2. kerndeling
3. celdeling
4. plasmagroei
5. dochtercellen

Slide 44 - Tekstslide