Les 16 - Oefentoets speciaal over de nieren

Welk onderdeel van de nier beschermt de nier
A
Nierkapsel
B
Nierschors
C
Niermerg
D
Nierbekken
1 / 46
volgende
Slide 1: Quizvraag
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welk onderdeel van de nier beschermt de nier
A
Nierkapsel
B
Nierschors
C
Niermerg
D
Nierbekken

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe worden eiwitten in de urine genoemd?
A
Nycturie
B
Proteinurie
C
Dysurie
D
Hematurie

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke structuur bevindt zich vaak de oorzaak van proteïnurie?
A
Glomerulus
B
Proximale tubulus
C
Nierbekken
D
Ureter

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk gedeelte in een nefron zorgt voor terugresorptie van water uit de voorurine, zodat er slechts kleine hoeveelheid urine wordt geproduceerd?
A
In de Lis van Henle
B
In het kapsel van Bowman
C
In de glomerulus

Slide 4 - Quizvraag

Het in de glomerulus naar buiten geperste vloeistof (ook voorurine of glomerulusfiltraat genoemd) wordt opgevangen door het kapsel van Bowman. Per dag wordt ongeveer 180 liter voorurine geproduceerd! Vanuit het kapsel van Bowman komt deze vloeistof terecht in het nierkanaaltje.
Na een kronkelig begin maakt het nierkanaaltje een grote lus: de lis van Henle. 
De lis van Henle speelt zo een belangrijke rol bij de urinevorming omdat de urine hier geconcentreerd wordt.
Wat ligt er IN het kapsel van Bowman?
A
Glomerulus
B
Arteria renalis
C
Lichaampje van Malpighi
D
Lis van Henle

Slide 5 - Quizvraag

Het lichaampje van Malpighi bestaat uit twee onderdelen:
  1. Het kapsel van Bowman
  2. De glomerulus.
De nierslagader of arteria renalis is de slagader die van de aorta naar de nier gaat.
Ultra-filtratie
1. aanvoerend bloedvat
2. Kapsel van Bowman
3. Glomerulus
Reabsorptie
4. Gekronkelde buis
5. Lis van Henle
6. Gekronkelde buis
7. Verzamelbuisje
8. Afvoerend bloedvat

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als de nier opzwelt doordat de urine niet uit de nier kan afvloeien dan noemt men dat..
A
Nefrotisch syndroom
B
Pyelonefritis
C
Dysurie
D
Hydronefrose

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een belangrijk voordeel van CAPD?
A
De patiënt blijft zelfstandig en heeft minder dieetregels
B
De patiënt heeft minder kans op peritonitis
C
De patiënt bepaalt zelf wanneer en hoeveel medicatie hij/zij neemt
D
De patiënt is sneller klaar.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de belangrijkste reden voor het plaatsen van een shunt voor hemodialyse?
A
Het aanprikken kan thuis gebeuren
B
Het aanprikken beschadigt de huid minder
C
Er is een grotere bloedstroom
D
Er is minder kans op infectie

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke aandoening komt hoge koorts, flankpijn en troebele urine voor?
A
Hydronefrose
B
Nefrotisch syndroom
C
Pyelonefritis
D
Vesico-ureterale reflux

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke vorm van incontinentie is bekkenbodem fysiotherapie geindiceerd?
A
Urge incontinentie
B
Stress incontinentie
C
Overloop incontinentie

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke aandoening staat koliekpijn op de voorgrond?
A
Hoefijzer nier
B
Interstitiele nefritis
C
Urolithiasis
D
Hemolytisch uremisch syndroom

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De buitenste laag van de nier wordt ...................................... van de nier genoemd
A
het niermerg
B
de nierschors
C
het nierkapsel
D
het niervlies

Slide 13 - Quizvraag

Van binnen naar buiten
  • Het binnenste van de nier heet niermerg (medulla)
  • De buitenste laag van de nier heet nierschors (cortex). 
hier stopt de nier
  • Niervlies is een vliesje dat zich rond de hele nier bevindt. Dit heeft een beschermende werking. Het zorgt er namelijk voor dat het orgaan niet kan uitdrogen.
  • Aan de buitenkant van een nier zit een stevig omhulsel: het nierkapsel. Daaronder liggen de nierschors en het niermerg.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke aandoening komen geheugenproblemen voor?
A
Acute nierinsuffciëntie
B
Urolithiasis
C
Glomerulonefritis
D
Chronische nierinsufficiëntie

Slide 15 - Quizvraag

Mensen met een slechte nierfunctie lopen een verhoogd risico op het ontwikkelen van geheugenproblemen en zelfs dementie.
Een pyelonefritis is vaak een complicatie van
A
Glomerulonefritis
B
Cystitis
C
Urolithiasis
D
Dialyse

Slide 16 - Quizvraag

cystitis is een blaasontsteking
Nierstenen (ook nefrolithiasis of urolithiasis genoemd) ontstaan wanneer bepaalde stoffen zoals calcium, oxalaat, urinezuur of cystine in te hoge concentraties in de urine aanwezig zijn.
Glomerulonefritis: nierfilterontsteking

Een blaas heeft 2 kringspieren namelijk...
A
inwendig onwillekeurig en uitwendig willekeurig
B
inwendige willekeurig en uitwendig onwillekeurig
C
beide willekeurig
D
beide onwillekeurig

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De medische benaming van urine die na de mictie achterblijft in de blaas.
A
retentie
B
residu
C
mictie
D
sediment

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De medische term voor het onvermogen om de blaas volledig of gedeeltelijk te kunnen legen.
A
residu
B
retentie
C
overflow
D
cystitis

Slide 19 - Quizvraag

Urineretentie wordt omschreven als het onvermogen om de blaas volledig of gedeeltelijk te legen. Van retentie spreekt met als er een residu in de blaas is  >150 ml.
Cystitis is een blaasontsteking
Neurogene incontinentie is een ander woord voor...
A
overloopincontinentie
B
urge-incontinentie
C
functionele incontinentie
D
reflexincontinentie

Slide 20 - Quizvraag

Functionele incontinentie is ongewild urineverlies waarbij cliënten niet meer in staat zijn zelfstandig naar het toilet te gaan door lichamelijke of cognitieve beperkingen.
Bij reflexincontinentie verliest iemand urine op onwillekeurige momenten, omdat hij geen aandrang voelt om naar het toilet te gaan. Dit urineverlies is het gevolg van afwijkingen in het zenuwstelsel.
Bij urge incontinentie kan men moeilijk de plas ophouden. Men kan dan in één keer de aandrang krijgen om te moeten plassen waarbij het vaak te laat is om het toilet nog te halen. Deze vorm van incontinentie wordt ook wel aandrangincontinentie genoemd.
Bij overloopincontinentie (druppelincontinentie) verliest men urine zonder dat men aandrang voelt om te plassen. Dit urineverlies is het gevolg van een overvolle blaas. Als de druk in de buikholte stijgt, kan de blaas overlopen. 
Wat is fimosis?
A
Een Grieks eiland
B
Ontsteking van de prostaat
C
Ontsteking van het scrotum
D
Voorhuid kan niet teruggeschoven worden over de eikel

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer nierfalen ontstaat als het gevolg van hartfalen is dit:
A
prerenaal nierfalen
B
renaal nierfalen
C
postrenaal nierfalen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De eGFR van dhr. Jansen is 45 ml/ minuut als gevolg van een glomerulonefritis. Wat betekent dit?
A
Er is sprake van prerenaal nierfalen
B
Er is sprake van renaal nierfalen
C
Er is sprake van postrenaal nierfalen
D
Er is geen sprake van nierfalen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je treft in de thuiszorg mevrouw Hydro aan met ernstige dehydratie als gevolg van gastro-enteritis. Er is sprake van acuut nierfalen. Van welke vorm is hier sprake?
A
Prerenaal nierfalen
B
Renaal nierfalen
C
Postrenaal nierfalen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Obstructie door tumor-ingroei in de urineleider
A
Prerenaal
B
renaal
C
Postrenaal

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke bacterie is een veelvoorkomende verwekker van urineweginfecties?
A
Staphylococcus aureus
B
Escheria coli
C
Herpes simplex
D
Salmonella

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke parameter geeft informatie over de werking van de nieren?
A
ALAT
B
GammaGT
C
Kreatinine
D
Ureum

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Via welk onderzoek kom je erachter welke bacterie een UWI veroorzaakt?
A
Urinekweek
B
Urinesediment
C
Teststrip
D
24 uurs urine meting

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is de clean-catch methode geïndiceerd?
A
Bij ouderen
B
Bij kinderen vanaf 8 jaar
C
Bij baby's
D
Bij mannen

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de nier opzwelt doordat de urine niet uit de nier kan afvloeien dan noemt men dat..
A
Nefrotisch syndroom
B
Pyelonefritis
C
Dysurie
D
Hydronefrose

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de goede volgorde vd stroomrichting van de urinewegen
A
Pyelum, ureter, urineblaas, urethra
B
Pyelum, urethra, urineblaas, ureter
C
Urethra, pyelum, urineblaas, ureter

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent oligurie?
A
Nachtelijk plassen
B
Meer dan 4000 ml plassen per 24 uur
C
Minder dan 400 ml plassen per etmaal
D
Bacteriën in de urine

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een belangrijk voordeel van CAPD?
A
De patiënt blijft zelfstandig en heeft minder dieetregels
B
De patiënt heeft minder kans op peritonitis
C
De patiënt bepaalt zelf wanneer en hoeveel medicatie hij/zij neemt
D
De patiënt is sneller klaar.

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de belangrijkste reden voor het plaatsen van een shunt voor hemodialyse?
A
Het aanprikken kan thuis gebeuren
B
Het aanprikken beschadigt de huid minder
C
Er is een grotere bloedstroom
D
Er is minder kans op infectie

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt pijnlijke mictie genoemd?
A
Oligurie
B
Hypodiurese
C
Pyurie
D
Dysurie

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een ander woord voor nierstuwing?
A
Hydrocefalus
B
Hydronefrose
C
Vesico-ureterale reflux
D
Liquorroe

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk hormoon stimuleert de vorming van rode bloedcellen?
A
ADH
B
Adrenaline
C
Aldosteron
D
Erytropoëtine

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke substantie vind je wel in het ultrafiltraat maar niet in urine?
A
Glucose
B
Eiwitten
C
Hormonen
D
Water

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke aandoening komt hoge koorts, flankpijn en troebele urine voor?
A
Hydronefrose
B
Nefrotisch syndroom
C
Pyelonefritis
D
Vesico-ureterale reflux

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar in de nier vindt ultrafiltratie plaats?
A
Glomerulus
B
Proximale tubulus
C
Lis van Henle
D
Distale tubulus

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke vorm van incontinentie is bekkenbodem fysiotherapie geindiceerd?
A
Urge incontinentie
B
Stress incontinentie
C
Overloop incontinentie

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke aandoening staat koliekpijn op de voorgrond?
A
Hoefijzer nier
B
Interstitiele nefritis
C
Urolithiasis
D
Hemolytisch uremisch syndroom

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar monden de verzamelbuizen in uit?
A
Het nierbekken
B
De ureters
C
Het kapsel van Bowman
D
De urineblaas

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de oorzaak van overlijden bij een onbehandelde nierinsufficientie
A
hyperglycamie
B
hyperkaliemie
C
hypokaliemie
D
hypoglycamie

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvan is ureum een afvalstof?
A
Van de eiwitverbranding
B
Van de koolhydraatverbranding
C
Van de vetverbranding

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij chronische nierinsufficiëntie is er sprake van:
A
hoog ureum hoog kalium misselijkheid
B
hoog ureum laag kalium misselijkheid
C
hoog ureum hoog kalium gewichtsverlies
D
laag ureum laag kalium gewichtsverlies

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies