Koppelteken en trema

KOPPELTEKEN EN TREMA
Hoofdstuk 6 - BLZ. 160
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

KOPPELTEKEN EN TREMA
Hoofdstuk 6 - BLZ. 160

Slide 1 - Tekstslide


Koppelteken

Liggend streepje

Slide 2 - Tekstslide

Functies koppelteken
Hoofdfunctie
Het voorkomen van klinkerbotsing bij het lezen.

Wij kennen in het Nederlands veel klanken: oe, au, oa, ei, ij, ie, eu, ee, aa, enz.
Als deze letters wel naast elkaar staan, maar niet als één klank mogen worden uitgesproken, gebruik je het koppelteken.
--> radiouitzending
--> radio-uitzending

Slide 3 - Tekstslide

Kies de juiste spelling
A
minimuminkomen
B
minimum-inkomen

Slide 4 - Quizvraag

Kies de juiste spelling
A
BMIwaarden
B
BMI-waarden

Slide 5 - Quizvraag

Kies de juiste spelling
A
politieauto
B
politie-auto
C
politie auto

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste spelling
A
stageuren
B
stage-uren

Slide 7 - Quizvraag

Kies de juiste spelling
A
autoonderdelen
B
auto-onderdelen

Slide 8 - Quizvraag

Kies de juiste spelling
A
radiouitzending
B
radio-uitzending
C
radio uitzending

Slide 9 - Quizvraag

Kies de juiste spelling
A
galaavond
B
gala-avond
C
gala avond

Slide 10 - Quizvraag

Kies de juiste spelling
A
cameraopstelling
B
camera-opstelling
C
camera opstelling

Slide 11 - Quizvraag

Kies de juiste spelling
A
geleiachtig
B
gelei-achtig
C
gelei achtig

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste spelling
A
garageeigenaar
B
garage-eigenaar
C
garage eigenaar

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste spelling
A
cadeauabonnement
B
cadeau-abonnement
C
cadeau abonnement

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste spelling
A
bureauinhoud
B
bureau-inhoud
C
bureau inhoud

Slide 15 - Quizvraag

Meer oefenen?
Dat kan. Klik dan hier.

Slide 16 - Tekstslide

Het trema

Slide 17 - Tekstslide

Het trema
Het trema gebruik je in meerdere gevallen:

  1. meervouden op -ee of -ie
  2. klinkerbotsing

Slide 18 - Tekstslide

Het trema
Het trema gebruik je bij meervouden van woorden op -ee of -ie

  • Als het enkelvoud eindigt op -ee, maak je het meervoud met -ën:
     idee --> ideeën / fee --> feeën / trofee --> trofeeën
  • Als het enkelvoud eindigt op -ie, maak je het meervoud met -ën of met -n. Dit is afhankelijk van de klemtoon:
    - als de klemtoon op -ie valt, dan voeg je -ën toe: theorie --> theorieën
    - als de klemtoon op een andere lettergreep valt, dan krijgt de laatste -e een trema en voeg je       alleen -n  toe: olie --> oliën

Slide 19 - Tekstslide

Het trema
2. Het trema gebruik je bij een klinkerbotsing. 
Hierbij kun je denken aan de klanken au, ou, oe, ei, ie, ui, eu,en ij.

Bijvoorbeeld: 
- reunie --> reünie
- concierge --> conciërge

Zonder trema kun je het woord anders uitspreken.

Slide 20 - Tekstslide

Trema?
financieel
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Trema?
industriele
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

Trema?
tatoeage
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Trema?
financien
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quizvraag

Trema?
Welke vorm is onjuist?
A
gevarieerd
B
geïllustreerd
C
gekopieerd
D
gefinanciërd

Slide 25 - Quizvraag

Trema?
fotoalbum
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quizvraag

Trema?
smeuig
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quizvraag

Trema?
geerfd
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Trema?
geuit
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag

Trema?
olien
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quizvraag