Literaire begrippen - les 7

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Literaire begrippen - theorievragen
  • Lezen - fragment uit Het Gym
  • Herhaling Lezen onderbouw
  • Schrijfstijl

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen
-literatuur
-lectuur
-personages: hoofdpersoon, bijpersoon, tegenspeler, typen, karikatuur
-conflictmodel: evenwicht, conflict, motorisch moment, ontwikkeling
-perspectief: ik-perspectief, personaal perspectief, auctoriaal perspectief, 
                            wisselend perspectief, onbetrouwbaar perspectief
-tijd: historische tijd, duur, vertelde tijd, chronologie, vertelheden, vertellend ik, belevend ik, 
          flashback, terugwijzing, flashforward, vooruitwijzing, proloog, fabel, sujet
-motieven en thema's: concreet motief, abstract motief, symbolen

Slide 3 - Tekstslide

Oefenen met theorie

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Perspectief?
A
Ik-verteller
B
Hij/zij-verteller
C
Alwetende verteller
D
Meervoudig perspectief

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Perspectief?
A
Ik-verteller
B
Hij/zij-verteller
C
Alwetende verteller
D
Meervoudig perspectief

Slide 8 - Quizvraag

Het moois dat we delen - Ish Ait Hamou

Slide 9 - Tekstslide

Perspectief?
A
Ik-verteller
B
Hij/zij-verteller
C
Alwetende verteller
D
Meervoudig perspectief

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Perspectief?
A
Ik-verteller
B
Hij/zij-verteller
C
Alwetende verteller
D
Meervoudig perspectief

Slide 12 - Quizvraag

1. De fabel is de chronologische volgorde van het verhaal.
2. Het sujet is de volgorde die de schrijver ervan maakt
A
1 is juist, 2 is juist
B
1 en 2 zijn onjuist
C
1 is juist 2 is onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Literaire begrippen - doelen
  • Ik kan het tijdsverloop binnen een verhaal beschrijven en kan hier de juiste literaire termen bij gebruiken.
  • Ik kan het effect van het tijdsverloop binnen een verhaal onder woorden brengen.

Slide 15 - Tekstslide

Het GYM
De Surinaamse Sandra woont in een achterstandswijk. Ze gaat als enige uit haar wijk naar het zelfstandig gymnasium. Alles op 'het gym' is anders dan ze gewend is. Haar klasgenoten zitten op hockey, praten onverstaanbaar bekakt en hebben belachelijke namen als Jojanneke en Liselotte. Hoe moet Sandra omgaan met de kakkers die ze nu vrienden noemt? En wat moet ze doen met die ene klasgenoot die vastberaden is haar het leven zuur te maken?

Slide 16 - Tekstslide

Het GYM
-Wat kun je zeggen over het vertelperspectief?
-Wie is de hoofdpersoon, bijpersoon, tegenspeler?
-Wat is het motorische moment (het moment waarop een actie in gang wordt gezet)?
-Waar in de tekst zie je een tijdsprong? 

Slide 17 - Tekstslide

Herhaling Lezen onderbouw
  • Ik kan deelonderwerpen in teksten onderscheiden.
  • Ik kan tekststructuren herkennen en gebruiken.
  • Ik kan de kernzinnen van alinea's herkennen en gebruiken.
  • Ik kan verbanden in teksten herkennen aan de hand van functie- en signaalwoorden.

Slide 18 - Tekstslide

Alinea's en kernzinnen
Een tekst is opgebouwd uit alinea's. Een goede alinea bevat één hoofdgedachte die in één zin is geformuleerd: de kernzin. De kernzin is meestal de eerste zin van de alinea, soms de tweede zin als de eerste zin een structurerende of verbindende zin is. In een enkel geval is de kernzin de laatste zin van de alinea.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 1 (blz 25)
Lees tekst 1 en 2.
-Onderstreep in elke alinea de kernzin

Slide 20 - Tekstslide

Verbanden in teksten
Een tekst is begrijpelijk en prettig om naar te luisteren wanneer de verbanden tussen de zinnen en de deelonderwerpen duidelijk worden aangegeven. Op die manier herken je de structuur van de tekst. Verbanden kun je aangeven met signaalwoorden.

Slide 21 - Tekstslide

Verbanden in teksten
verband
signaalwoorden
opsommend
ook, tevens, bovendien, daarnaast, vervolgens, ten eerste...
tegenstellend
maar, echter, toch, niettemin, daarentegen...
chronologisch
eerst, dan, daarna, toen, uiteindelijk...
oorzakelijk
doordat, daardoor, als gevolg van...
toelichtend
zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou
voorwaardelijk
als, indien, wanneer, in het geval dat, tenzij, mits

Slide 22 - Tekstslide

Verbanden in teksten
verband
signaalwoorden
vergelijkend
zoals, net zo ... als, evenals, meer dan...
redengevend
daarom, omdat, derhalve, want, immers...
doel-middel
om te, met de bedoeling om, opdat, zodat, daarvoor, waarvoor, door... te
toegevend
ook al, zij het dat, weliswaar, hoewel, ofschoon
samenvattend
kortom, samengevat, al met al
concluderend
dus, daarom, concluderend, kortom, als met al, dan ook

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 2 (blz 29)
Lees tekst 1
-Onderstreep alle signaalwoorden en noteer welk verband ze aangeven.

Slide 24 - Tekstslide

Publiek
Een schrijver wil met zijn tekst iets bereiken. Door rekening te houden met het publiek, de mensen die de tekst gaan lezen of aanhoren, vergroot hij de kans dat hij zijn tekstdoel bereikt. 

Voor welk publiek de tekst bedoeld is, kun je vaak zien aan het onderwerp, de bron, het taalgebruik en de lay-out.

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht
Lees tekst 1, 2 en 3.

Geef van elke tekst aan voor welk publiek de tekst bedoeld is en waaraan je dat kunt zien.

Slide 26 - Tekstslide

Herhaling Lezen onderbouw
  • Ik kan deelonderwerpen in teksten onderscheiden.
  • Ik kan tekststructuren herkennen en gebruiken.
  • Ik kan de kernzinnen van alinea's herkennen en gebruiken.

Slide 27 - Tekstslide

Schrijfstijl
Stijl gaat niet over wat je wilt zeggen, maar over hoe je iets zegt. 

Slide 28 - Tekstslide

Introductieopdracht
Yana Gudde uit klas 3VB ziet thuis op haar computer dat het cijfer voor daar boekbespreking nog steeds een 5.5 is, terwijl het een 6.5 zou moeten zijn. Haar docent had namelijk vergeten een bonuspunt mee te tellen. Yana had al drie keer in de les gevraagd of hij het cijfer wilde aanpassen, maar dat is tot nu toe niet gebeurd. Ze mailt nu meneer Hollander (haar docent Nederlands) met de vraag het cijfer aan te passen, zodat dit juiste cijfer nog meetelt voor het rapport.

Schrijf een kort mailtje van Yana Gudde aan meneer Hollander (maximaal 50 woorden) ->
inleveren via Teams

Slide 29 - Tekstslide

Schrijfstijl
Binnenkort meer hierover... 

Slide 30 - Tekstslide