hst 6 paragraaf 4 "de transistor"

Hst 6.4 "de transistor"
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hst 6.4 "de transistor"

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt verschillen en overeenkomsten benoemen tussen een relais en een transistor. 
  2. Je kunt de aansluitpunten van een transistor benoemen. 
  3. Je kunt de werking van een transistor uitleggen. 
  4. Je kunt schema’s van schakelingen met een transistor uitleggen.

Slide 2 - Tekstslide

Transistor
- Schakelaar / stroom versterkt doorgeven
- 3 aansluitpunten: basis (B), collector (C) en emitter (E)
- Toepassingen: versterker --> stroom versterkt doorgeven, processor van een computer --> schakelaar

Slide 3 - Tekstslide

Werking transistor
Drie aansluitpunten
 1) collector (C)
 2) basis (B)
 3) emitter (E)

Kleine stroom B naar E,
grote stroom C naar E

Slide 4 - Tekstslide

Geen signaal
Geen stroom van basis naar emitter —>
Geen stroom van basis naar emitter
Wel signaal
Zwakke stroom van basis naar emitter —>
Grote stroom van basis naar emitter

Slide 5 - Tekstslide

Werking transistor
Inbraak alarm

Slide 6 - Tekstslide

Voordelen transistor
Kleiner dan een relais
goedkoper dan een relais
verbruikt minder elektrische energie

Slide 7 - Tekstslide

Nadelen transistor
Je kan er geen grote stroomkringen mee aanzetten(relais wel!)
Transistor heeft maar 1 stroomkring (minder veilig!), terwijl een relais er twee heeft; elk met een eigen spanningsbron (veiliger)

Slide 8 - Tekstslide

Hoe loopt de hoofdstroom in een transistor?
A
Van emitter naar collector
B
Van emitter naar basis
C
Van basis naar collector
D
Van collector naar emitter

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel "pootjes" heeft de transistor?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 10 - Quizvraag

Een transistor is een elektrische schakelaar. Welke 3 aansluitpunten heeft de transistor?
A
a, b, c
B
b, c, d
C
b, c, e
D
c, d, e

Slide 11 - Quizvraag

Een TRANSISTOR heeft 3 belangrijke punten: B,C,E
A
B is BASIS, C is COLLECTOR, E is ENERGIE
B
B is BASIS, C is CAPACITEIT, E is ENERGIE
C
B is B-STROOM, C is COLLECTIEF, E is EMITTER
D
B is BASIS, C is COLLECTOR, E is EMITTER

Slide 12 - Quizvraag

Hoe loopt de hoofdstroom in een transistor?
A
Van emitter naar collector
B
Van emitter naar basis
C
Van basis naar collector
D
Van collector naar emitter

Slide 13 - Quizvraag

Gaat de zoemer zoemen als de deur opengaat?
A
Nee, want dan is het reedcontact dicht
B
Ja, want dan is het reedcontact dicht
C
Nee, want dan is het reedcontact open
D
Ja, want dan is het reedcontact open

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer loopt er een stroom door een reedcontact (uiteraard in een verder gesloten schakelaar)?
A
Als er een lampje in de schakeling is opgenomen
B
Als er een weerstand in de schakeling is opgenomen
C
Als een magneet zich bevindt in de buurt van een reedcontact
D
Als een stukje ijzer zich bevindt in de buurt van een reedcontact

Slide 15 - Quizvraag

Hoe loopt de hoofdstroom in een transistor?
A
Van emitter naar collector
B
Van emitter naar basis
C
Van basis naar collector
D
Van collector naar emitter

Slide 16 - Quizvraag

Zelfstandig werken
  •  Wat: Lees hoofdstuk 6.4 op blz. 123 t/m 125, de betekennis van blauw woorden in jouw schrift noteren en maak opgaven: 51 t/m 60 op blz. 63 t/m 64.
  • Hoe: 20 min zelfstandig werken, daarna mogen jullie overleggen.
  • Hulp: Nova boek / Docent
  • Tijd: 25 min .
  • Uitkomst: 51 t/m 60 af
  • Klaar: Huiswerk opgaven 51 t/m 65 blz. 60 t/m 67.      
  • Klaar: Maak test jezelf van H6 Schakelingen
timer
25:00

Slide 17 - Tekstslide


60 Met de zes onderdelen in figuur 18 en een paar snoertjes kun je zelf een automatische
straatlantaarn bouwen.
Teken het schakelschema van deze schakeling in het onderste, lege vak.

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Afsluiting
  1. Je kunt verschillen en overeenkomsten benoemen tussen een relais en een transistor. 
  2. Je kunt de aansluitpunten van een transistor benoemen. 
  3. Je kunt de werking van een transistor uitleggen. 
  4. Je kunt schema’s van schakelingen met een transistor uitleggen.

Slide 20 - Tekstslide