hst 6 paragraaf 4 "de transistor"

Hst 6.4 "de transistor"
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Hst 6.4 "de transistor"

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt verschillen en overeenkomsten benoemen tussen een relais en een transistor. 
  • Je kunt de aansluitpunten van een transistor benoemen. 
  • Je kunt de werking van een transistor uitleggen. 
  • Je kunt schema’s van schakelingen met een transistor uitleggen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Transistor
  • Schakelaar / stroom versterkt doorgeven
  • 3 aansluitpunten: basis (B), collector (C) en emitter (E)
  • Toepassingen: versterker --> stroom versterkt doorgeven, processor van een computer --> schakelaar

Slide 4 - Tekstslide

Werking transistor
Drie aansluitpunten
  1.  collector (C)
  2.  basis (B)
  3.  emitter (E)

  • Kleine stroom B naar E,
  • grote stroom C naar E

Slide 5 - Tekstslide

Geen signaal
Geen stroom van basis naar emitter —>
Geen stroom van collector naar emitter
Wel signaal
Zwakke stroom van basis naar emitter —>
Grote stroom van collector naar emitter

Slide 6 - Tekstslide

Werking transistor
Inbraak alarm

Slide 7 - Tekstslide

Hoe loopt de schakelstroom in een transistor?
A
Van emitter naar collector
B
Van basis naar emitter
C
Van basis naar collector
D
Van collector naar emitter

Slide 8 - Quizvraag

Hoeveel "pootjes" heeft de transistor?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quizvraag

Een transistor is een elektrische schakelaar. Welke 3 aansluitpunten heeft de transistor?
A
a, b, c
B
b, c, d
C
b, c, e
D
c, d, e

Slide 10 - Quizvraag

Een TRANSISTOR heeft 3 belangrijke punten: B,C,E
A
B is BASIS, C is COLLECTOR, E is ENERGIE
B
B is BASIS, C is CAPACITEIT, E is ENERGIE
C
B is B-STROOM, C is COLLECTIEF, E is EMITTER
D
B is BASIS, C is COLLECTOR, E is EMITTER

Slide 11 - Quizvraag

Hoe loopt de hoofdstroom in een transistor?
A
Van emitter naar collector
B
Van emitter naar basis
C
Van basis naar collector
D
Van collector naar emitter

Slide 12 - Quizvraag

Gaat de zoemer zoemen als de deur opengaat?
A
Nee, want dan is het reedcontact dicht
B
Ja, want dan is het reedcontact dicht
C
Nee, want dan is het reedcontact open
D
Ja, want dan is het reedcontact open

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer loopt er een stroom door een reedcontact (uiteraard in een verder gesloten schakelaar)?
A
Als er een lampje in de schakeling is opgenomen
B
Als er een weerstand in de schakeling is opgenomen
C
Als een magneet zich bevindt in de buurt van een reedcontact
D
Als een stukje ijzer zich bevindt in de buurt van een reedcontact

Slide 14 - Quizvraag

Noem een voordeel van de transistor t.o.v. het relais

Slide 15 - Open vraag

Noem een nadeel van de transistor t.o.v. het relais

Slide 16 - Open vraag