Houd je boek bij deze oefening erbij; zoek de persoonsvorm: ich, du, er/sie/es, wir, ihr, sie/Sie. Als er géén persoonsvorm staat, kijk je door welke persoonsvorm je het onderwerp van de zin kunt vervangen.
Voorbeeld: Mein Freund (mijn vriend) kan je vervangen door 'er' (hij). Dan weet je welke vorm van haben je nodig hebt.
Werk rustig en zorg dat anderen goed kunnen blijven werken.