Herhaling / overzicht

Herhaling / overzicht
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo lwoo, vwoLeerjaar 6

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling / overzicht

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwcellen
Zenuwcellen: Neuronen
  • Ontvangen en verzenden prikkels

We hebben 3 soorten neuronen:
  • Motorische neuronen (efferent): Van hersenen af
  • Sensorische neuronen (afferent): Naar hersenen toe
  • Interneuronen: Schakelneuronen, tussen zenuwcellen in 
      * Zitten het meest in ruggenmerg en hersenen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten neuronen
a = sensorisch neuron
b = schakelneuron
c = motorisch neuron

1 = zintuigcellen
2 = spiercellen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

steuncellen
zenuwweefsel bestaat uit +/- evenveel zenuwcellen als steuncellen
- zenuwcellen ontvangen, geleiden en geven impulsen door
- steuncellen vervoeren geen impulsen maar hun taak is onderhoud en bescherming
  • cellen van schwann
  • astrocyten 
  • oligodendrocyten
  • microglyocyten

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwweefsel: steuncellen
Perifeer zenuwstelsel → cellen van Schwann

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  1. Je kunt aan de hand van een gegeven tekening en beschrijving bepalen welke synapsen een stimulerende of remmende neurotransmitter afgeven.
  2. Je herkent de verschillende typen neuron in een tekening
  3. Je kunt beschrijven wat een reflexboog is.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkele definities
Synaps = plek waar twee zenuwcellen samenkomen, signalen doorgeven

Neurotransmitter = signaalstof die door een neuron wordt afgegeven in de synapsspleet en inwerkt op andere neuronen

  • Exiterende neurotransmitter =neurotransmitter die in een volgend neuron mogelijk een nieuwe impuls tot gevolg heeft
  • Inhiberende neurotransmitter = remt het ontstaan van een impuls in het volgende neuron

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflexboog
Welke typen zenuwcellen zie je hier? Hoe herken je ze?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflexboog

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflexboog
Door een samentrekking van de biceps wordt de triceps uitgerekt. Hierdoor worden zintuigjes in de triceps, de spierspoeltjes, geprikkeld. Als reactie daarop trekt de triceps zich samen: de 'herstelreflex'.

In welke van de synapsen 1, 2, 3 en 4 wordt bij deze herstelreflex een exciterende neurotransmitter afgegeven?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de afbeelding is schematisch de situatie bij het onderzoek van de kniepeesreflex weergegeven. Bij een kniepeesreflex verlopen impulsen via een aantal van de volgende delen:
  1.     grijze stof van het ruggenmerg
  2.     kniepees
  3.     motorisch axon
  4.     motorisch eindplaatje
  5.     cellichaam van sensorische zenuwcel
  6.     efferente deel van sensorische zenuwcel
  7.     spierspoeltje
  8.     afferente deel van sensorische zenuwcel
Plaats de delen waarin de impulsen bij deze reflex verlopen in de juiste volgorde.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkele details over synaps en ruggenmerg

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

neurotransmitter in synaps

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen voor vandaag
  1. we kunnen uitleggen hoe neurotransmitters werken icm ionkanalen
  2. We kunnen de twee typen ionkanalen (spanningsgestuurd en chemisch gestuurd) uitleggen
  3. Het begrip summatie kun je uitleggen en toepassen (zowel temporaal als spaciaal)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Synaps

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

neurotransmitter in synaps

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geneesmiddelen / genotmiddelen / gif
Mechanismen:
  • meer of minder afgifte neurotransmitters
  • neurotransmitters blijven langer of juist korter in synapsspleet doordat ze niet/minder snel of respectievelijk sneller worden afgebroken
  • imitatie neurotransmitter
  • blokkade van receptor
  • stimuleren van receptor 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exciterende neurotransmitter-> EPSP
Exciterende postsynaptische potentiaal (EPSP):
de membraanpotentiaal van het postsynaptisch neuron wordt tijdelijk minder negatief

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhiberende neurotransmitter-> IPSP
Inhiberende postsynaptische potentiaal (IPSP):
de membraanpotentiaal van het postsynaptisch neuron wordt tijdelijk  negatiever

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(Temporele) summatie






E=exciterend / I=inhiberend


Referentie
Plaatjes afkomstig uit Campbell ed. 9 Hoofdstuk 48

Slide 22 - Tekstslide

Referentie:
Plaatjes afkomstig uit Campbell ed. 9 Hoofdstuk 48
Actiepotentiaal (88F) BINAS!

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Impulsfrequentie
Diagram 1                                                       Diagram 2





Hoe sterker de prikkel, hoe hoger de impulsfrequentie

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Refractaire periode
Een impuls kan  NIET terug.

Dat komt door de refractaire periode
Na-poorten zijn tijdelijk gesloten en geblokkeerd sinds repolarisatie.

Absoluut (volledig geblokkeerd)
Relatief (alleen reactie op sterke prikkel)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Absoluut refractaire periode 
Ongevoeligheid voor nieuwe prikkels

Relatief refractaire periode
Extra sterke prikkel zorgt voor een nieuw impuls
Absoluut
Relatief

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sprongsgewijze geleiding

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies