DBKT1A T/K4 TIERE GRAMMATIK E

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Was lernen wir?

Grammatik: ik kan de regelmatige/zwakke werkwoorden juist vormen/vervoegen.

zwakke werkwoorden

• Ik kan de zwakke werkwoorden vervoegen.
• Ik kan het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden toepassen.

werkwoorden vervoegen

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

e

st

t

en

t

en

ich

du

er/sie

Sleep de werkwoorden naar de juiste plek

schrijven= schreiben

schreibe

schreibst

schreibt

Welke vorm van het werkwoord hoort bij het persoonlijk voornaamwoord?

ich

du

er / sie / es

wohne

wohnst

wohnt

wohnt

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

Sleep de werkwoorden naar de juiste plek

schrijven= schreiben

schreibe

schreibst

schreibt

schreibt

schreiben

schreiben

het werkwoord wohnen

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

wohne

wohnst

wohnt

wohnen

wohnt

wohnen

zwakke werkwoorden

• Ik kan de zwakke werkwoorden vervoegen.
• Ik kan het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden toepassen.

Stam van een werkwoord

Hoe vorm je de stam van een werkwoord?

stam van een werkwoord

• Hoe maak je de stam van een werkwoord?
• -en of -n
  
  
• Voorbeelden
  
  
•  freuen
• stam = freu-
  
  
• wandern
• stam = wander-

Wat is het stappenplan voor het vervoegen van zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd?

Welke regel klopt voor de uitgangen in de tegenwoordige tijd?

1. (fe)estenten
2. (fe)esstenten
3. (fe)esttenten
4. (fe)estentten

Tegenwoordige tijd: machen
ich..
du..

1. ich mache, du macht
2. ich mach, du macht
3. ich mache, du machst
4. ich mach, du machst

Tegenwoordige tijd: wohnen
er ...
wir ...

1. er wohn, wir wohnen
2. er wohnt, wir wohn
3. er wohnt, wir wohnen
4. er wohn, wir wohne

Tegenwoordige tijd: wohnen
ihr ...
Sie ...

1. ihr wohne, sie wohnt
2. ihr wohnt, Sie wohnen
3. ihr wohnt, sie wohnen
4. er wohn, wir wohne

Tegenwoordige tijd - heißen
Wie ___________________ die Affen?

Tegenwoordige tijd - wohnen
__________ Sie in einem Dorf?

Tegenwoordige tijd - spielen
____________ ihr viel mit den Tieren?

Tegenwoordige tijd - besuchen
______ du deine Oma auf dem Bauernhof?

Het voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord van een werkwoord

Hoe maak je het voltooid deelwoord van een  zwak werkwoord?

Het voltooid deelwoord van kaufen

1. gekauft
2. kauft
3. kauf
4. gekauft

Het voltooid deelwoord van machen

1. gemachtt
2. gemacht
3. macht
4. gemachen

Wat is GEEN voltooid deelwoord?

1. gefunden
2. hören
3. beschrieben
4. gelesen

Voltooid deelwoord