Startrekenen Vooraf hfd 7 Kommagetallen

Hoofdstuk 7
Kommagetallen
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 7
Kommagetallen

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
- Ik weet wat kommagetallen zijn,
- Ik weet wanneer een kommagetal wordt gebruikt.,
- Ik weet hoe ik een kommagetal uitspreek.

Slide 2 - Tekstslide

uitleg
Een kommagetal is een getal achter een komma,

De getallen achter de komma noem je ook een DECIMAAL
Het getal voor de komma is een heel getal.

3,4   = 3 hele getallen en 4 decimalen
0,9 =  0 hele getallen en 9 decimalen

Slide 3 - Tekstslide

waar kom je kommagetallen tegen?
Bij afstanden:  Het is nog 2,6 km fietsen tot school
Bij inhoud: In de fles cola zit 1,5 liter.
Bij temperatuur: Vandaag was het 37,8 graden
Bij toetsen: Ik had een 7,4 voor mijn toets
Bij gewicht: vanochtend woog ik 74,2 kilo
Bij geldprijzen: de etui kost € 3,95
Bij snelheid: Max Verstappen reed een rondetijd van 2, 657 minuten

Slide 4 - Tekstslide

uitleg
Een kommagetal ligt altijd tussen 2 hele getallen in.
Een getal achter de komma noem je ook wel een decimaal.

0,9 ligt tussen 0 en 1 in                         3,8 ligt tussen 3 en 4 in
2,4 ligt tussen 2 en 3 in                         12,8 ligt tussen 12 en 13 in
6,9 ligt tussen 6 en 7 in                         36,2 ligt tussen 36 en 37 in

Slide 5 - Tekstslide

uitleg 2
Een kommagetal ligt altijd tussen 2 hele getallen in.
Een getal achter de komma noem je ook wel een decimaal.

0,95 ligt tussen 0 en 1 in                          3,84 ligt tussen 3 en 4 in
2,46 ligt tussen 2 en 3 in                         12,80 ligt tussen 12 en 13 in
6,98 ligt tussen 6 en 7 in                         36,21 ligt tussen 36 en 37 in

Slide 6 - Tekstslide

Tussen welke 2 getallen ligt het kommagetal 2,4?
A
tussen 1 en 3
B
tussen 24 en 25
C
tussen 2 en 3
D
tussen 2 en 4

Slide 7 - Quizvraag

Tussen welke 2 getallen ligt het kommagetal 6,8?
A
tussen 6 en 8
B
tussen 6 en 7
C
tussen 68 en 69
D
tussen 2 en 4

Slide 8 - Quizvraag

Tussen welke 2 getallen ligt het kommagetal 0,2?
A
tussen 0 en 2
B
tussen 0 en 1
C
tussen 20 en 30
D
tussen 0 en 10

Slide 9 - Quizvraag

Tussen welke 2 getallen ligt het kommagetal 11,7?
A
tussen 117 en 118
B
tussen 1 en 7
C
tussen 11 en 12
D
tussen 2 en 4

Slide 10 - Quizvraag

Tussen welke 2 getallen ligt het kommagetal 5,15?
A
tussen 51 en 52
B
tussen 5 en 7
C
tussen 5 en 6
D
tussen 2 en 4

Slide 11 - Quizvraag

Tussen welke 2 getallen ligt het kommagetal 5,5?
A
tussen 51 en 52
B
tussen 5 en 7
C
tussen 5 en 6
D
tussen 2 en 4

Slide 12 - Quizvraag

Tussen welke 2 getallen ligt het kommagetal 2,9?
A
tussen 2 en 3
B
tussen 2 en 9
C
tussen 29 en 30
D
tussen 2 en 4

Slide 13 - Quizvraag

Tussen welke 2 getallen ligt het kommagetal 0,8?
A
tussen 0 en 8
B
tussen 0 en 80
C
tussen 0 en 1
D
tussen 1 en 80

Slide 14 - Quizvraag

Tussen welke 2 getallen ligt het kommagetal 0,82?
A
tussen 0 en 8
B
tussen 0 en 80
C
tussen 0 en 1
D
tussen 1 en 80

Slide 15 - Quizvraag

hoe spreek je kommagetallen uit?
1 cijfer achter de komma noem je een tiende
0,3 = 3 tiende                     5,4 = 5 en 4 tienden                 0,5 = 5 tienden                0,7 = 7 tienden
0,8 = 8 tiende                     1,9 = 1 en 9 tienden                  4,3 = 4 en 3 tienden      11,2 = 11 en 2 tienden

Tienden gebruik je bij gewicht, inhoud en afstand (lengte, breedte)

1,3 liter  water                 
1,9 liter limonade
0,9 kilo kilo kaas
De kast is 1,6 meter breed



Slide 16 - Tekstslide

hoe spreek je kommagetallen uit?
2 cijfers achter de komma noem je honderdsten

0,35 = 35 honderdsten                 5,45 = 5 en 45 honderdsten               0,57 = 57 honderdsten              0,77 = 77 honderdsten                  0,84 = 84 honderdsten                         1,95 = 1 en 95 honderdsten        4,35 = 4 en 35 honderdsten      11,25 = 11 en 25 honderdsten
Honderdsten  gebruik je bij geld, maar ook bij gewichten en afstanden

Het broodje kost € 0,70                        We hebben 15,6 km gefietst
Het pak wasmiddel kost € 6,95         Het konijn woog 5,4 kilo




Slide 17 - Tekstslide

getallen op een getallenlijn
Je kunt getallen op een getallenlijn zetten.

blz 278 in je boek - opdracht 12

blz 281 in je boek




Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

                                         www.studiemeter.nl

oefeningen
- de betekenis van kommagetallen: - kommagetallen
                                                                           - tellen met kommagetallen
           

Slide 21 - Tekstslide

                                         www.studiemeter.nl

oefeningen
- Kommagetallen op een getallenlijn:  - tienden
                                                                                - honderdsten
           

Slide 22 - Tekstslide

zelf maken
Op Studiemeter:
Startrekenen vooraf - hoofdstuk 7 -  hoofdstuk 7
- de betekenis van kommagetallen

In je boek:
blz 268 tm 284 ( opdracht 1 tm 17)
blz 272 hoeft niet!

Slide 23 - Tekstslide

getallen op een getallenlijn
Je kunt getallen op een getallenlijn zetten.


Slide 24 - Tekstslide

Gebruik concrete voorbeelden
Maak gebruik van concrete voorbeelden passend bij de les en het lesdoel. 

Slide 25 - Tekstslide

Wisbordjes

Een activerende werkvorm om meteen een overzicht te krijgen van al je leerlingen. Je expertenblik maakt een snelle check mogelijk. En je hebt de kans om gericht klassikale feedback te geven op gespotte fouten. Hoeveel is 8 x 7, hoe schrijf je ‘onmiddellijk’, wat is de eerste persoon meervoud van ‘partir’? Je weet meteen wie voorbereid in je les zit. Wisbordjes zijn vooral handig als het mogelijke antwoord kort is, wat niet betekent dat je vraag enkel naar oppervlakkige kennis kan peilen. Sterke vragen stellen: het is een vak apart.

Slide 26 - Tekstslide

Cold calling

Zo oud als de straat, maar nog steeds enorm effectief. ‘Cold calling’ betekent dat je willekeurig iemand aanduidt om het antwoord te geven en leerlingen niet langer hun hand laat opsteken. Eerst stel je de vraag, pas daarna zeg je een naam. Dus niet ‘Ismail, wat kan je vertellen over de hoeken van een gelijkzijdige driehoek’. Maar wel: ‘Wat weten we over de hoeken van een gelijkzijdige driehoek … Ismail?
Voor je een leerling aanduidt, laat je voldoende ruimte. Op die manier denkt elke leerling na over het antwoord en is iedereen actief betrokken bij je les. En geven die enkele opgestoken handen niet ten onrechte de indruk dat elke leerling mee is. Belangrijke voorwaarde: een veilig klasklimaat. Zodat leerlingen niet verkrampen bij het idee dat je ze misschien aanduidt en een verkeerd antwoord tot negatieve reacties leidt. Een tussenweg: laat je leerlingen even met hun buur overleggen voor je iemand aanduidt.

Slide 27 - Tekstslide

Think-pair-share

Leerlingen denken eerst individueel na over je vraag. Geef voldoende denktijd voor je overgaat naar stap 2: een overleg met hun buur. Tot slot brengen ze de verzamelde kennis naar de grote groep. Zo moet elke leerling nadenken over het antwoorden en kunnen ze op een veilige manier ontdekken wat ze nog niet wisten.
Uitdaging: het volume in je klas onder controle houden. Ook dat moet je met leerlingen eerst oefenen. De lawaaimeter is een handige tool.

Slide 28 - Tekstslide

Vraag de vraag

Op het einde van de les bedenkt elke leerling een toetsvraag. Als je die vragen leest, weet je meteen wie de kern van de les vatte en wie niet. Bij de start van de volgende les haal je die vragen boven en rakel je de voorkennis van je klas op.

Slide 29 - Tekstslide

Wit blad
Wit blad
‘Wat weet je nog van de vorige les?’ Alleen of per 2 reconstrueren leerlingen zo precies mogelijk de leerstof. Als leerlingen actief proberen om de informatie uit hun geheugen op te halen, zijn ze aan het leren. En intussen zet je wie vastloopt op weg, zodat ook die leerlingen succes ervaren. Extra: laat die blaadjes aan het einde van de les aanvullen met de nieuwe leerstof. De kans om nieuwe kennis aan voorkennis te linken én een extra succeservaring.

Slide 30 - Tekstslide

Denken – Delen – Uitwisselen

De leerkracht geeft een opdracht of stelt een vraag. De leerlingen krijgen een á twee minuten om over het antwoord na te denken. Daarna overleggen ze in tweetallen. Tenslotte worden de antwoorden klassikaal uitgewisseld. Het is een handige werkvorm om voorkennis te activeren of om te oriënteren op een opdracht. Maar de leerkracht kan deze vorm ook bij zelfstandige verwerking inzetten. Ook voor reflectie of terugblik is hij geschikt. Deze werkvorm is geschikt voor groep 1 tot en met 8. De samenwerkingsvaardigheden die aan bod komen zijn: luisteren en informatie uitwisselen. De tijdsduur is ongeveer vijf minuten.

Slide 31 - Tekstslide

Flitsen

De leerkracht leert de kinderen een bepaalde vaardigheid, bijvoorbeeld de tafel van 6. Dan deelt hij flitskaarten uit, waarbij aan de ene kant de som staat en aan de andere kant het antwoord. Het is het handigst als elke leerling een eigen setje maakt. De kinderen gaan in tweetallen zitten. De één leest de tafelsom voor, de ander noemt het antwoord. Als het goed is, krijgt hij het kaartje. Als het antwoord fout is, dan gaat het kaartje onderop de stapel.

Slide 32 - Tekstslide

Woordenweb

Elk groepje krijgt een vel papier, met een cirkel in het midden. In die cirkel staat het onderwerp. De leerlingen schrijven/tekenen om de beurt iets over het onderwerp. Elk groepslid heeft een eigen kleur pen, zodat de leerkracht achteraf kan zien wat de inbreng van iedere leerling was.

Slide 33 - Tekstslide

Begeleide inoefening
Leerlingen maken korte en duidelijke opdrachten onder begeleiding + feedback op gemaakt werk geven.

Slide 34 - Tekstslide

Zelfstandige verwerking
Gemiddelde groep gaat zelfstandig verwerken.
Mogelijkheid om verlengde instructie te geven aan stroom 1 of stroom 3

Slide 35 - Tekstslide

Nabespreken doelen
knelpunten bespreken

Slide 36 - Tekstslide

Vooruitblik
Welke les en doelen komen eraan?

Slide 37 - Tekstslide

Snelle afsluiter?
Kahootje, spelvorm oid?

Slide 38 - Tekstslide