H3.3 Lezen: Tekstverbanden signaalwoorden betoog info inleding slot

Hoofdstuk 3.3 Lezen

Pak voor je:

  • Nederlands Talent H3.3 online opdr. 6
  • Aantekeningenschrift
Je leert:

- Wat een overtuigende tekst (betoog) is
- Wat een mening en en argument is.
- Je herhaalt de tekstverbanden en signaalwoorden.

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2-4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3.3 Lezen

Pak voor je:

  • Nederlands Talent H3.3 online opdr. 6
  • Aantekeningenschrift
Je leert:

- Wat een overtuigende tekst (betoog) is
- Wat een mening en en argument is.
- Je herhaalt de tekstverbanden en signaalwoorden.

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik:
Tekstverbanden en signaalwoorden
In teksten hebben zinnen en alinea's met elkaar te maken. 
Ze houden verband met elkaar. 

Aan een signaalwoord zie je met welk verband je te maken hebt. Die woorden helpen je een tekst beter te begrijpen.

Aan de muur in dit lokaal hangen de tekstverbanden en signaalwoorden!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 4 - Tekstslide

SIGNAALWOORDEN


Signaalwoorden helpen de lezer, geven structuur aan de tekst en zorgen voor samenhang tussen alinea’s.
 Welk signaalwoord er gebruikt wordt, ligt aan het soort tekstverband.


ZIE DE MUUR

Slide 5 - Tekstslide

Bekijk de advertentie

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het belangrijkste doel van deze advertentie?
A
adviseren
B
overtuigen
C
tot handelen aansporen
D
waarschuwen

Slide 7 - Quizvraag

Voor wie is deze advertentie
vooral bedoeld?

Slide 8 - Open vraag

Wat wordt er onder in de advertentie opgesomd?

Slide 9 - Open vraag

Hoe kun je aan tickets komen?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Tekstverbanden met aantal signaalwoorden 1/2
  • Tegenstelling:       in tegenstelling tot, maar, echter, hoewel, daarentegen,..
  • Voorbeeld:               denk aan, zo, zoals, bijvoorbeeld, neem nou, ..
  • Opsomming:           ten eerste, ten tweede, ook , en, opsommingstekens, ...
  • Oorzaak-gevolg:    doordat, waardoor, want, daardoor, ..
  • Tijdsvolgorde         eerst, daarna, nu, vroeger, morgen, nadat, vervolgens, ..

Slide 12 - Tekstslide

Verband: opsomming
Signaalwoorden: allereerst, ten eerste, ten tweede, ook, bovendien, daarnaast, verder, vervolgens, tot slot

Max is dol op sporten. Hij kan goed wielrennen, maar hij is ook een prima zwemmer. Bovendien loopt hij regelmatig hard.

Slide 13 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft een opsomming aan?

Ik heb geen zin in school. Verder vind ik het jammer dat de vakantie voorbij is.

Slide 14 - Open vraag

Verband: tegenstelling
Signaalwoorden: maar, daarentegen, echter, toch, integendeel

De weerman vertelde dat het vandaag mooi weer zou worden, maar het regende heel erg hard.

Slide 15 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft een tegenstelling aan?

De vakantie duurde twee weken. Toch vond ik dat te kort.

Slide 16 - Open vraag

Tekstsoorten

Slide 17 - Tekstslide

Amuseren
Activeren
Overtuigen
Informeren

Slide 18 - Sleepvraag

Overtuigende tekst 
Mening = wat iemand vind
Argument = Reden waarom iets zo is


De schrijver zegt wat hij vindt.
recensie
Ingezonden brief

Slide 19 - Tekstslide

Functie van de inleiding en slot

Slide 20 - Tekstslide

Mening
Begint vaak met:

Ik vind
Ik denk
Mijn mening is

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de functie van de inleiding?
(welk doel heeft een inleiding)
A
Onderwerp duidelijk maken en de aandacht lezer trekken door verhaaltje
B
Samenvatting geven van de tekst.
C
Deelonderwerpen bespreken.
D
Een conclusie geven

Slide 22 - Quizvraag

De inleiding
A
Vertelt waar de tekst over gaat.
B
Vertelt waar de tekst niet over gaat.
C
Staat onderaan de tekst
D
Staat op de volgende bladzijde

Slide 23 - Quizvraag

Het slot van een tekst
A
is meestal niet belangrijk.
B
bestaat meestal uit één alinea.
C
hoef je meestal niet te lezen.
D
is meestal afwezig.

Slide 24 - Quizvraag

Tussenkopjes
  
= de titel van de verschillende alinea's waaruit een tekst bestaat.

Slide 25 - Tekstslide

Titel
Inleiding
Tussenkopje
Tussenkopje

Slide 26 - Tekstslide

Tussenkopjes

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 7 t/m 18 van H3.3 lezen

Klaar? 
Pak wat te lezen (uit de kast) en ga stil lezen!

Slide 28 - Tekstslide

Welk tekstverband hoort bij de volgende signaalwoorden?

zo, zoals, ter illustratie, een voorbeeld (hiervan) is, bijvoorbeeld

Slide 29 - Open vraag

Welk tekstverband hoort bij de volgende signaalwoorden?

want, omdat, daarom, vanwege, immers, namelijk

Slide 30 - Open vraag

Welk tekstverband hoort bij de volgende signaalwoorden?

dan ook, kortom, dus

Slide 31 - Open vraag

Met welk signaalwoord begint de conclusie in tekst 2B?

Slide 32 - Open vraag

Wat is het onderwerp van deze tekst?

Slide 33 - Open vraag

Noteer de reden bij het signaalwoord 'omdat' (laatste regel).

Slide 34 - Open vraag

Aan de slag
Maak opdracht 7 t/m 18 van H3.3 lezen

Klaar? 
Pak wat te lezen (uit de kast) en ga stil lezen!

Slide 35 - Tekstslide