H3.3 Lezen: Tekstverbanden signaalwoorden betoog info inleding slot

Hoofdstuk 3.3 Lezen
Je leert de begrippen van :
Tekstverbanden en signaalwoorden
mening /argument
betoog
subjectieve informatie
inleiding en slot
tussenkopjes
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2-4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3.3 Lezen
Je leert de begrippen van :
Tekstverbanden en signaalwoorden
mening /argument
betoog
subjectieve informatie
inleiding en slot
tussenkopjes

Slide 1 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
In teksten hebben zinnen en alinea's met elkaar te maken. 
Ze houden verband met elkaar. 
Aan een signaalwoord zie je met welk verband je te maken hebt. Die woorden helpen je een tekst beter te begrijpen.

Slide 2 - Tekstslide


Slide 3 - Tekstslide

DOEL


- je kunt met behulp van signaalwoorden 

opsommingen, tegenstellingen en voorbeelden

in een tekst herkennen en begrijpen

verbanden en signaalwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 6 - Tekstslide

SIGNAALWOORDEN

Verbinden zinnen of alinea’s met elkaar.

Het zijn woorden die aangeven wat voor verband er tussen de verschillende alinea’s of zinnen bestaat.

Signaalwoorden helpen de lezer, geven structuur aan de tekst en zorgen voor samenhang tussen alinea’s.
 Welk signaalwoord er gebruikt wordt, ligt aan het soort tekstverband.

Slide 7 - Tekstslide

Bekijk de advertentie

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het belangrijkste doel van deze advertentie?
A
adviseren
B
overtuigen
C
tot handelen aansporen
D
waarschuwen

Slide 9 - Quizvraag

Voor wie is deze advertentie
vooral bedoeld?

Slide 10 - Open vraag

Wat wordt er onder in de advertentie opgesomd?

Slide 11 - Open vraag

Hoe kun je aan tickets komen?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Tekstverbanden met aantal signaalwoorden 1/2
  • Tegenstelling:     in tegenstelling tot, maar, echter, hoewel, daarentegen,..
  • Voorbeeld:           denk aan, zo, zoals, bijvoorbeeld, neem nou, ..
  • Opsomming:       ten eerste, ten tweede, ook , en, opsommingstekens, ...
  • Oorzaak-gevolg doordat, waardoor, want, daardoor, ..
  • Tijdsvolgorde      eerst, daarna, nu, vroeger, morgen, nadat, vervolgens, ..

Slide 15 - Tekstslide

Tekstverbanden met aantal signaalwoorden
 2/2
Doel-middel   om te, daarmee, waarmee, door middel van, ...
Voorwaarde    tenzij, mits, als, onder de voorwaarde dat, ...
Mening             ik vind, volgens mij, mijns inziens
Argument        want, namelijk, omdat, ...
Conclusie        kortom, concluderend, dus, samengevat, al met al, vandaar, ..

Slide 16 - Tekstslide

Verband: opsomming
Signaalwoorden: allereerst, ten eerste, ten tweede, ook, bovendien, daarnaast, verder, vervolgens, tot slot

Max is dol op sporten. Hij kan goed wielrennen, maar hij is ook een prima zwemmer. Bovendien loopt hij regelmatig hard.

Slide 17 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft een opsomming aan?

Ik heb geen zin in school. Verder vind ik het jammer dat de vakantie voorbij is.

Slide 18 - Open vraag

Verband: tegenstelling
Signaalwoorden: maar, daarentegen, echter, toch, integendeel

De weerman vertelde dat het vandaag mooi weer zou worden, maar het regende heel erg hard.

Slide 19 - Tekstslide

Welk signaalwoord geeft een tegenstelling aan?

De vakantie duurde twee weken. Toch vond ik dat te kort.

Slide 20 - Open vraag

Tekstsoorten
  • informatief;
  • instructief;
  • betogend
  • activerend

Slide 21 - Tekstslide

Amuseren
Activeren
Overtuigen
Informeren
Opiniëren

Slide 22 - Sleepvraag

Betoging
Betoging = Een betoging of demonstratie is een verzameling mensen (van betogers of demonstranten), die bij elkaar gekomen zijn om,  in de meeste gevallen om ergens tegen te protesteren.

Slide 23 - Tekstslide

Subjectief
Mening = subjectief
Argument = objectief of subjectief 

De schrijver zegt wat hij vindt.

Slide 24 - Tekstslide

Wat is subjectief?
A
feiten
B
meningen

Slide 25 - Quizvraag

subjectief en objectief
A
subjectief = mening objectief = feit
B
subjectief = feit objectief = mening

Slide 26 - Quizvraag

Functie van de inleiding en slot

Slide 27 - Tekstslide

Wat is de functie van de inleiding?
(welk doel heeft een inleiding)
A
Onderwerp duidelijk maken en de aandacht lezer trekken door verhaaltje
B
Samenvatting geven van de tekst.
C
Deelonderwerpen bespreken.
D
Een conclusie geven

Slide 28 - Quizvraag

De inleiding
A
Vertelt waar de tekst over gaat.
B
Vertelt waar de tekst niet over gaat.
C
Staat onderaan de tekst
D
Staat op de volgende bladzijde

Slide 29 - Quizvraag

Het slot van een tekst
A
is meestal niet belangrijk.
B
bestaat meestal uit één alinea.
C
hoef je meestal niet te lezen.
D
is meestal afwezig.

Slide 30 - Quizvraag

Tussenkopjes
  ook wel kop,  subkop, subtitle of koptekst genoemd, 

= de titel van de verschillende alinea's waaruit een tekst bestaat.

Slide 31 - Tekstslide

Titel
Inleiding
Tussenkopje
Tussenkopje

Slide 32 - Tekstslide

Tussenkopjes

Slide 33 - Tekstslide