Geluid introductie

Geluid
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Geluid

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
  • Voorbeelden noemen van geluidsbronnen​
  • Hoe geluid zich verspreid van een luidspreker naar je oren​
  • Je kunt uitleggen wat een tussenstof is​
  • De geluidssnelheid door lucht​
  • Berekeningen maken met de geluidssnelheid​





Slide 2 - Tekstslide

Geluidsbronnen
                                                                    Welke geluidsbronnen kunnen                                                                         jullie nog bedenken?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Tussenstof
Tussenstof hoeft geen lucht te zijn.​ 
  • Water​
  • Metaal​ 
  • Steen​ 
​Als er maar een tussenstof is.​
Geluid kan niet door niks heen.​
Iets moet er immers trillen.​







Slide 5 - Tekstslide

Ontvangers van Geluid

Slide 6 - Tekstslide

De snelheid van geluid
  • Een geluidstrilling gaat met een bepaalde snelheid door een stof. Dit is afhankelijk van de soort stof waardoor de geluidstrilling zich verplaatst.​
  • Geluidssnelheid is een
    stofeigenschap.​
  • In lucht bij 20 °C verplaatst
     geluid zich met een snelheid ​
       v = 343 m/s


Slide 7 - Tekstslide

De formule
De geluidssnelheid kun je berekenen met de formule: ​

afstand = snelheid x tijd​
s = v x t​

Afstand s eenheid: m of km​
Snelheid v eenheid: m/s of km/h​
Tijd t eenheid: s of h​
In lucht bij 20 °C verplaatst geluid zich met een snelheid v = 343 m/s 





Slide 8 - Tekstslide

Formule
Afstand s           eenheid: m of km​
Snelheid v         eenheid: m/s of km/h​
Tijd t                     eenheid: s of h​
Denk eens aan onweer​
De lichtflits is met v = 300.000.000 m/s bij je oog​
De donder (geluid) met v = 343 m/s bij je oor.​

Als je het aantal seconden (t) tussen de flits en de donder weet kan je uitrekenen hoe ver (s) de bliksem weg is. ​



Slide 9 - Tekstslide

Berekening
Peter staat voor het raam en ziet een bliksemflits. ​
Na 7 seconden hoort hij de donder. Hoeveel km is het onweer bij Peter vandaan?
Gegeven:                                              Gevraagd:
Tijd          : t 7sec
Afstand : v 343m/s
snelheid: vxt

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld opgave 2
Op oudjaarsdag steekt Pieter een cobra af. Imre, het zusje van Pieter, hoort na 3 seconden de knal Hoe groot is de afstand tussen Pieter en Imre​


Reken dit zelf even uit.

Slide 11 - Tekstslide

Op oudjaarsdag steekt Pieter een cobra af. Imre, het zusje van Pieter, hoort na 3 seconden de knal Hoe groot is de afstand tussen Pieter en Imre.

Gegeven en gevraagd                            Berekening
t = 3 s​                                                                t = 3 s​   
v = 343 m/s​                                                    v = 343 m/s​
​                                                                            s = v x t
s = v x t                                                              s = 343 x 3 = 1029 m = 1,03 km​



Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
Maak par 8.1 Alle opdrachten inclusief de groene opdrachten.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Geluidsbron
Een voorwerp dat geluid maakt doormiddel van trillingen.

Slide 15 - Tekstslide

Geluidsbronnen

Slide 16 - Woordweb

Hoe horen we dan geluid?
Wanneer er een tussenstof is kan je geluid horen. De trillingen die de geluidsbron maken worden doorgegeven en die wordt dan door je oor ontvangen.

Slide 17 - Tekstslide

Ik zet een geluidsbron neer op een veldje. Ik zet jullie in groepjes op verschillende afstanden vanaf de bron. Wie horen dan als eerste het geluid?
A
Het groepje op 30 meter afstand
B
Het groepje op 50 meter afstand
C
Het groepje op 10 meter afstand
D
Het groepje op 70 meter afstand

Slide 18 - Quizvraag

Geluidssnelheid
Het groepje op 10 meter hoort het geluid als eerst omdat het geluid tijd nodig heeft om zich te verplaatsen. Wanneer je dichter bij de bron zit hoor je het dus eerder.
De snelheid van geluid kan verschillen, dit ligt aan de verschillende tussenstoffen.

Slide 19 - Tekstslide

Wanneer ik de afstand tussen mij en een geluidsbron verdubbel dan hoor ik het geluid...
A
Na dezelfde tijd als bij de originele afstand
B
2 keer zo vroeg als bij de originele afstand
C
4 keer zo vroeg als bij de originele afstand
D
2 keer zo laat als bij de originele afstand

Slide 20 - Quizvraag

De familie Jansen heeft een zwembad in de tuin. In de zomer zwemmen ze vaak en maken ze veel geluid in het water.

Door welke tussenstof verplaatst het geluid van het water naar de oren van de zwemmers?
A
Water
B
Lucht
C
Zuurstof
D
Stikstof

Slide 21 - Quizvraag

Een luidspreker is een geluidsbron.
Wat trilt er bij een luidspreker als hij geluid maakt?
A
De stembanden
B
De snaren
C
De klankkast
D
De conus

Slide 22 - Quizvraag

Lisa roept haar naam in een 50 m diepe put. De snelheid van geluid in lucht is 340 m/s.

Bereken na hoeveel tijd Lisa de echo van haar naam hoort.
A
0,147 sec
B
0,294 sec
C
14,706 sec
D
29,412 sec

Slide 23 - Quizvraag

Het onweert in de verte. Anna ziet een bliksemflits. 10 seconden later hoort ze de donder. Hoe ver is het onweer van Anna verwijderd?
A
3400 meter
B
3600 meter
C
4080 meter
D
2880 meter

Slide 24 - Quizvraag

Tom kijkt naar een motorcrosswedstrijd. Hij zit op een afstand van 680 m van de baan. Met zijn verrekijker ziet hij de motoren om de bocht komen. Zodra hij een motor ziet, drukt hij zijn stopwatch in en wanneer hij het geluid van deze motor voor het eerst hoort, drukt hij hem weer in.

Welke tijd meet Tom?
A
2,0 sec
B
3,0 sec
C
200 sec
D
1,5 sec

Slide 25 - Quizvraag

8.2 Toonhoogte en frequentie

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoelen:
  • Ik kan het verband beschrijven tussen frequentie en het aantal trillingen en wat dit zegt over de toonhoogte. ​
  • Ik kan aangeven hoe je dit zichtbaar kunt maken op een oscilloscoop.

Slide 27 - Tekstslide

Snaar instrumenten
De hoogte van de toon bij een snaarinstrument hangt af van 3 dingen.​



  • Hoe dikker de snaar, hoe lager de toon / Hoe dunner de snaar, hoe hoger de toon​
  • Hoe langer de snaar, hoe lager de toon / Hoe korter de snaar, hoe hoger de toon​
  • Hoe lager de spanning, hoe lager de toon / Hoe hoger de spanning, hoe hoger de toon.​



Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Frequentie
HET AANTAL TRILLINGEN IN 1 SECONDE NOEMEN WE DE FREQUENTIE​

De grootheid is frequentie met symbool f​
De eenheid van frequentie is hertz, symbool Hz​


Hoe hoger de frequentie​ 
hoe hoger de toon​
OF hoe meer trillingen per s​
hoe hoger de toon​





Slide 30 - Tekstslide

Trillingstijd
TRILLINGSTIJD IS DE TIJD DIE NODIG IS VOOR 1 TRILLING ​

De grootheid is trillingstijd met symbool T​
De eenheid van trillingstijd is seconde, symbool s   

Slide 31 - Tekstslide

Formule voor  f en T
FREQUENTIE IS AANTAL TRILLINGEN IN 1 SECONDE​

TRILLINGSTIJD IS DE TIJD DIE NODIG IS VOOR 1 TRILLING ​
​ 

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Uit twee luidsprekers P en Q komen
verschillende tonen. Het oscilloscoopbeeld
van beide tonen is afgebeeld
in de afbeelding bij deze vraag.

a Welke toon is het hoogst?
b Welke toon is het hardst?
A
Hoogste toon P, Hardste toon Q
B
Hoogste toon Q Hardste toon Q
C
Hoogste toon P Hardste toon P
D
Hoogste toon Q Hardste toon P

Slide 37 - Quizvraag

Een trillende vioolsnaar voert in een halve minuut 9000 trillingen uit. Bereken de trillingstijd van deze trillende vioolsnaar.
A
0,005 sec
B
0,0033 sec
C
200 sec
D
0,01 sec

Slide 38 - Quizvraag

Een trillende vioolsnaar voert in een halve minuut 9000 trillingen uit. Bereken de frequentie van deze trillende vioolsnaar.
A
90Hz
B
250Hz
C
300Hz
D
600Hz

Slide 39 - Quizvraag

Een stemvork heeft een trillingstijd van 0,003 sec. Bereken de frequentie.
A
34,4 Hz
B
240 Hz
C
333,33 Hz.
D
360,66

Slide 40 - Quizvraag

Lisa speelt viool. Een van de snaren klinkt te laag. Wat moet Lisa doen om de snaar hoger te laten klinken?
A
Ze moet de snaar korter maken.
B
Ze moet de snaar losser spannen.
C
Ze moet de snaar strakker spannen.
D
Ze moet een dikkere snaar erin spannen.

Slide 41 - Quizvraag

8.3 + 8.4 Geluidssterkte & geluidsoverlast

Slide 42 - Tekstslide

Amplitude van een trilling
                                                                                                                                                            Amplitude verwijst  naar de maximale afstand die een 
                                                                                                                                                            trillend object  aflegt  ten opzichte van zijn                                                                                                                                                                                     evenwichtspositie

Slide 43 - Tekstslide

Decibel meter
Een decibelmeter wordt gebruikt om het geluidsniveau te meten
Het apparaat meet de geluidsdruk en geeft dit weer in decibels (dB). 


Decibelmeters worden vaak gebruikt in verschillende situaties, zoals:
  • Geluidsoverlast meten: Bijvoorbeeld in woonwijken of bij evenementen.
  • Werkplekgeluid: Om te controleren of het geluidsniveau op de werkplek binnen veilige grenzen blijft.
  • Akoestische studies: Voor het analyseren van de akoestiek in ruimtes zoals concertzalen of opnamestudio's.

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Video

Slide 46 - Video

Gehoorschade Goed doornemen

Slide 47 - Tekstslide

Nora slaat een stemvork aan, die daardoor een toon gaat produceren. Deze toon wordt steeds zachter.

Welke van de volgende beweringen is juist?
A
De amplitude blijft even groot en de frequentie neemt af.
B
De amplitude en de frequentie blijven allebei even groot.
C
De amplitude en de frequentie nemen allebei af.
D
De amplitude neemt af en de frequentie blijft even groot.

Slide 48 - Quizvraag

Door vaak blootgesteld te worden aan harde geluiden kan gehoorschade ontstaan.
Een arts kan dan een: ......... maken om te kijken hoe het met je gehoor gesteld is.

A
Hertzgram
B
Oorogram
C
Audiogram
D
Gehoorschade meting

Slide 49 - Quizvraag

Hiernaast zie je een grafiek waarin je kan zien wanneer
je gehoorschade kan oplopen.

Sem heeft net nieuw earpods voor het luisteren naar
zijn favoriete muziek.
Deze Earpods zijn erg goed en kunnen wel 95dB produceren.
Sem wil de muziek goed kunnen horen en zet ze aan op 95dB.
Hoe lang duurt het tot Sem kans heeft op blijvende gehoorschade?
A
15 min
B
45 min
C
90 min
D
160 min

Slide 50 - Quizvraag