Les 7 H4 Werkwoordspelling Pv in verleden tijd

Werkwoordspelling H4
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling H4

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Lezen (15min)
Huiswerk nakijken + gelegenheid tot het stellen van vragen (10min)
Uitleg H4 - PV in de verleden tijd (15 min)
Aan de slag! (20min)
Kahoot (als we nog tijd hebben)
Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Wat was het huiswerk?
H3 - Spelling: Pv tegenwoordige tijd op blz. 97

Afmaken: opdracht 2 t/m 5
Gebruik het werkwoordschema op blz. 260

Slide 4 - Tekstslide

Antwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Er zijn werkwoorden die op verschillende manieren geschreven worden en toch hetzelfde klinken: kosten – kostten; vergoeden – vergoedden; verbrandde – verbrande. 

Het gaat steeds om werkwoorden waarbij de ik-vorm tt op -d of -t eindigt: kosten – kost; vergoeden – vergoed.

Om de juiste keuze te maken tussen -de(n) en -dde(n) of tussen -te(n) en -tte(n), moet je vaststellen met welke werkwoordsvorm je te maken hebt.

Slide 6 - Tekstslide

De infinitief
- Hele werkwoord tegenwoordige tijd
- Nooit een persoonsvorm
- vluchten, lopen, eten

Slide 7 - Tekstslide

Jochem moet zich melden.
Wat is melden?
A
pvtt
B
pvvt
C
infinitief
D
voltooid deelwoord

Slide 8 - Quizvraag

Laat de fiets maar lekker roesten.
Wat is 'laat' en 'roesten'?
A
pvtt en infinitief
B
infinitief en gebiedende wijs
C
pvvt en infinitief
D
gebiedende wijs en infinitief

Slide 9 - Quizvraag

Infinitief of pvtt?
Die slakken in de tuin bestrijden we met speciale korrels.
A
pvtt
B
infinitief

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de infinitief?
Wij hoeven daar niet aan te denken.
A
willen
B
denken

Slide 11 - Quizvraag

Noteer de infinitief.
De agenten spoorden de voorbijgangers aan te om te helpen.

Slide 12 - Open vraag

H4- Persoonsvorm verleden tijd blz. 126

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

De brandweerlieden (bevrijden pvvt) de automobilist uit zijn auto.
A
bevrijde
B
bevrijdde
C
bevrijden
D
bevrijdden

Slide 15 - Quizvraag

Hij (verhuizen) vorige week naar Breda.

Slide 16 - Open vraag

Hij (faxen) dat jullie gisteren heel goed (bridgen).

Slide 17 - Open vraag

De militairen brachten de (bevrijden) gijzelaars terug.
A
bevrijden
B
bevrijdden
C
bevrijde
D
vrijdde

Slide 18 - Quizvraag

Ik kan niet goed studeren in mijn slecht (verlichten) kamer.
A
verlichten
B
verlichte
C
verlichtte
D
verlichtten

Slide 19 - Quizvraag

Eet jij die (verrotten) appel op?
A
verrote
B
verroten
C
verrotte
D
verrotten

Slide 20 - Quizvraag

Aan de slag!
 H4 Werkwoordspelling op blz. 126
Lezen: de theorie over de werkwoordsvormen
Maken: opdracht 1  t/m 4.

Hoe? individueel , overleg mag op bioscoopniveau. 
Toch een vraag? Steek even je vinger op
Klaar? Maak alvast je huiswerk --> opdracht 5

timer
20:00

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk
 H4 Werkwoordspelling op blz. 126

Lezen: de theorie over de werkwoordsvormen
Maken: opdracht 1  t/m 5.



Slide 22 - Tekstslide