In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Werkwoordspelling H4
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Lezen (15min)
Huiswerk nakijken + gelegenheid tot het stellen van vragen (10min)
Uitleg H4 - PV in de verleden tijd (15 min)
Aan de slag! (20min)
Kahoot (als we nog tijd hebben)
Huiswerk
Slide 2 - Tekstslide
timer
5:00
Slide 3 - Tekstslide
Wat was het huiswerk?
H3 - Spelling: Pv tegenwoordige tijd op blz. 97
Afmaken: opdracht 2 t/m 5
Gebruik het werkwoordschema op blz. 260
Slide 4 - Tekstslide
Antwoorden
Slide 5 - Tekstslide
Er zijn werkwoorden die op verschillende manieren geschreven worden en toch hetzelfde klinken: kosten – kostten; vergoeden – vergoedden; verbrandde – verbrande.
Het gaat steeds om werkwoorden waarbij de ik-vorm tt op -d of -t eindigt: kosten – kost; vergoeden – vergoed.
Om de juiste keuze te maken tussen -de(n) en -dde(n) of tussen -te(n) en -tte(n), moet je vaststellen met welke werkwoordsvorm je te maken hebt.
Slide 6 - Tekstslide
De infinitief
- Hele werkwoord tegenwoordige tijd
- Nooit een persoonsvorm
- vluchten, lopen, eten
Slide 7 - Tekstslide
Jochem moet zich melden. Wat is melden?
A
pvtt
B
pvvt
C
infinitief
D
voltooid deelwoord
Slide 8 - Quizvraag
Laat de fiets maar lekker roesten. Wat is 'laat' en 'roesten'?
A
pvtt en infinitief
B
infinitief en gebiedende wijs
C
pvvt en infinitief
D
gebiedende wijs en infinitief
Slide 9 - Quizvraag
Infinitief of pvtt? Die slakken in de tuin bestrijden we met speciale korrels.
A
pvtt
B
infinitief
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de infinitief? Wij hoeven daar niet aan te denken.
A
willen
B
denken
Slide 11 - Quizvraag
Noteer de infinitief. De agenten spoorden de voorbijgangers aan te om te helpen.
Slide 12 - Open vraag
H4- Persoonsvorm verleden tijd blz. 126
Slide 13 - Tekstslide
nieuwnederlands.digitaal.noordhoff.nl
Slide 14 - Link
De brandweerlieden (bevrijden pvvt) de automobilist uit zijn auto.
A
bevrijde
B
bevrijdde
C
bevrijden
D
bevrijdden
Slide 15 - Quizvraag
Hij (verhuizen) vorige week naar Breda.
Slide 16 - Open vraag
Hij (faxen) dat jullie gisteren heel goed (bridgen).
Slide 17 - Open vraag
De militairen brachten de (bevrijden) gijzelaars terug.
A
bevrijden
B
bevrijdden
C
bevrijde
D
vrijdde
Slide 18 - Quizvraag
Ik kan niet goed studeren in mijn slecht (verlichten) kamer.