LB-WW 2efase - H9 - ALLE OPDRACHTEN

Opdr.1
Gewoonlijk betekent als iemand zegt: 'lk geloof' dat hij/zij gelooft in God. De keerzijde 'ik geloof niet' betekent dan: 'lk geloof niet in God.'

Maar strikt genomen zou je ook kunnen antwoorden/uitspreken: ‘Ik geloof in het bestaan van God’ of ‘Ik geloof niet in het bestaan van god’. Het niet bestaan van God kun je immers ook niet bewijzen, het is een aanname en dus eveneens een geloof.  
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 365 min

Onderdelen in deze les

Opdr.1
Gewoonlijk betekent als iemand zegt: 'lk geloof' dat hij/zij gelooft in God. De keerzijde 'ik geloof niet' betekent dan: 'lk geloof niet in God.'

Maar strikt genomen zou je ook kunnen antwoorden/uitspreken: ‘Ik geloof in het bestaan van God’ of ‘Ik geloof niet in het bestaan van god’. Het niet bestaan van God kun je immers ook niet bewijzen, het is een aanname en dus eveneens een geloof.  

Slide 1 - Tekstslide

Opdr.1 (vervolg)
Op een dieper niveau kan het ook lastig te zijn dit bij jezelf te peilen. Er zijn voorbeelden van mensen die zeker menen te weten dat ze niet gelovig zijn en die door een ingrijpende gebeurtenis toch ontdekken dat ze gelovig zijn. Ook het omgekeerde kan gebeuren. Diepgelovige mensen die door een ingrijpende gebeurtenis, maar soms ook ineens van hun geloof afvallen.  

Slide 2 - Tekstslide

Opdr.2b, p.156
Zie POLL op volgende slide

Slide 3 - Tekstslide

Peiling in de klas
atheïst
God-gelovig
agnost
ietsist

Slide 4 - Poll

Landelijk in 2015:  
In jouw klas:  
atheïst 
25% 
God-gelovig 
17% 
agnost 
31% 
ietsist 
27% 
Opdr.2b, p.156

Slide 5 - Tekstslide

Opdr. 2c, p.156
Een voorbeeld van een verbeelding is bijvoorbeeld de Disney-film Soul. 




In veel westerse levensbeschouwingen is dit (nog?) een wat vreemde voorstelling, maar in oosterse levensbeschouwingen is dit vanzelfsprekender.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 3, p. 158 
De wetten die men door natuurwetenschappelijk onderzoek vaststelde, werden ervaren als het werk van God. Het geheel was zo goed passend op elkaar en kon niet anders dan bedacht zijn door een super-intelligente ontwerper! God heeft alles geschapen, dus God heeft ook die wetten in de werkelijkheid neergelegd. De Schepper is de uitvinder van dit alles. Hier dringt zich het beeld op van God als een super-ingenieur. 

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 4, p. 158 1/3 
Men ging er tot op dat moment vanuit dat God alle afzonderlijke soorten had geschapen. Charles Darwin (1809-1882) meende te kunnen aantonen dat allerlei soorten ontstaan in een autonoom proces. Dit autonome proces functioneert zonder nadenken. Voorbeeld: Dat ijsberen wit zijn is niet ‘bedacht’ maar het resultaat van eeuwenlange ‘natuurlijke selectie’.  

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 4, p. 158 2/3 
De bestaande statische biologische opvattingen waar God bijpaste als de Schepper, werd ter discussie gesteld door de overstap naar een dynamische opvatting waarbij soorten veranderen, verdwijnen en nieuwe soorten ontstaan. 

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 4, p. 158 3/3 
Dat ook het ontstaan van de mens begrepen moet worden als een schakel binnen een evolutionair proces - in dus niet door God zo geschapen - zorgde voor een emotionele schok van ongekende proporties die nog steeds nadreunt.  

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 5, p. 158 
Evenmin als het horloge niet uit zichzelf of bij toeval kan zijn ontstaan, kan ook de complexe natuur niet uit zichzelf of door toeval zijn ontstaan. Daaruit trok hij de conclusie dat deze slechts afkomstig kon zijn van de hand van een intelligente schepper. Dit is sindsdien een veelgehoorde redenering bij alle verdedigers van de scheppingsgedachte. 

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 6, p. 159 
Huidig natuurwetenschappelijk onderzoek kan niets met de hypothese God: de hypothese is niet verifieerbaar of falsifieerbaar en voegt niks toe, kan hooguit een schijnverklaring leveren, zo luidt het standpunt van veel moderne natuurwetenschappers.

Sommige wetenschappers vinden op een persoonlijk niveau inspiratie en passie in het godsgeloof om meer te weten te komen over hetgeen zij aantreffen.   

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 7, p. 160 
Natuurwetenschappers als Newton en Kepler meenden met het ontdekken van de natuurwetten de grootsheid van Gods schepping te kunnen bevestigen. Vergelijk ook Paley die stelde dat als je lette op de intelligentie die in de schepping aanwezig is, je wel tot de conclusie moet komen dat hier een god voor verantwoordelijk is. 

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 8, p. 160 
Volgens Swinburne moet er een verklaring zijn voor het feit dat er een - onderling perfect op elkaar afgestemd - specifiek soort natuurwetten bestaan die uiteindelijk tot het verschijnsel mens hebben geleid. Hij gelooft niet in toeval want de kans dat al deze hoedanigheden, eigenschappen en wetten zo exact op elkaar zijn afgestemd dat er uiteindelijk de mens uit tevoorschijn komt, is nagenoeg nihil. Daarom helpt de hypothese God hier, al is God zelf zoals hij beseft - niet bewijsbaar. 

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 9, p. 161 
Swinburne gaat slechts uit van één heelal, met één oerknal, met één soort natuurwetten en overal dezelfde eigenschappen en wetmatigheden. Maar als je uitgaat van enorm veel sterrenstelsels en zelfs heelallen, ontstaan miljarden mogelijkheden en is het helemaal niet zo vreemd dat één van die combinaties zo uitpakt dat er een levensvatbare planeet ontstaat. Noem het toeval, maar je kunt ook zeggen dat het bijna wel een keer moest gebeuren. 

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 10, p. 161 
Moderne natuurwetenschappers hanteren binnen hun theorie niet de hypothese God, zij verwijzen niet naar God om bepaalde verschijnselen of wetmatigheden te verklaren. In zoverre zou men hun wetenschappelijke methode 'a-theïstisch (niet-theïstisch) kunnen noemen. Dit methodisch beginsel sluit niet uit dat een natuurwetenschapper 'buiten zijn theorie’ in God gelooft.  

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 11, p. 162 
Nogal wat voetballers maken kruisjes voor de wedstrijd: is het een loos magisch ritueel of meer dan dat? Denken zij werkelijk dat God dan hen steunt? Wat als van de ene partij 2 spelers zo'n kruisje slaan en van het andere elftal alle elf? En wat als dan toch dat laatste elftal verliest?


Of: Als God graag toekijkt naar het wel en wee op de aarde, zou hij dan niet net zo goed van een voetbalwedstrijd kunnen genieten zoals wij mensen dat ook kunnen?   

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 12, p. 162 
Zie volgende SLIDE

Slide 18 - Tekstslide

Stuur een plaatje in van een 'boze god'

Slide 19 - Open vraag

Stuur een plaatje in van een 'liefdevolle god'

Slide 20 - Open vraag