LB-WW 2efase - H9 - God, iets, niets (4HAVO) - Les 3

[Aandachtsrichter]
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

[Aandachtsrichter]

Slide 1 - Tekstslide

Wijs Worden 2e fase
H9 God, iets, niets
Les 3

Slide 2 - Tekstslide

Iets uit de actualiteit: 

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerkbespreking 
Leerwerk: lezen paragraaf 1 en 2, p.155-160
Maakwerk: opdr. 1 t/m 10

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerkbespreking 
Opdr. 3 t/m 6 is de vorige les besproken. 

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 7, p. 160 
Natuurwetenschappers als Newton en Kepler meenden met het ontdekken van de natuurwetten de grootsheid van Gods schepping te kunnen bevestigen. Vergelijk ook Paley die stelde dat als je lette op de intelligentie die in de schepping aanwezig is, je wel tot de conclusie moet komen dat hier een god voor verantwoordelijk is. 

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 8, p. 160 
Volgens Swinburne moet er een verklaring zijn voor het feit dat er een - onderling perfect op elkaar afgestemd - specifiek soort natuurwetten bestaan die uiteindelijk tot het verschijnsel mens hebben geleid. Hij gelooft niet in toeval want de kans dat al deze hoedanigheden, eigenschappen en wetten zo exact op elkaar zijn afgestemd dat er uiteindelijk de mens uit tevoorschijn komt, is nagenoeg nihil. Daarom helpt de hypothese God hier, al is God zelf zoals hij beseft - niet bewijsbaar. 

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 9, p. 161 
Swinburne gaat slechts uit van één heelal, met één oerknal, met één soort natuurwetten en overal dezelfde eigenschappen en wetmatigheden. Maar als je uitgaat van enorm veel sterrenstelsels en zelfs heelallen, ontstaan miljarden mogelijkheden en is het helemaal niet zo vreemd dat één van die combinaties zo uitpakt dat er een levensvatbare planeet ontstaat. Noem het toeval, maar je kunt ook zeggen dat het bijna wel een keer moest gebeuren. 

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 10, p. 161 
Moderne natuurwetenschappers hanteren binnen hun theorie niet de hypothese God, zij verwijzen niet naar God om bepaalde verschijnselen of wetmatigheden te verklaren. In zoverre zou men hun wetenschappelijke methode 'a-theïstisch (niet-theïstisch) kunnen noemen. Dit methodisch beginsel sluit niet uit dat een natuurwetenschapper 'buiten zijn theorie’ in God gelooft.  

Slide 9 - Tekstslide

LVB
LVB-Opdracht 2.1 oh mijn God
LVB-Opdracht 2.2 Schrijfopdracht

Slide 10 - Tekstslide

Paragraaf 3
Veranderingen in het beeld van God 

3.1 Van straffend naar liefdevol

Slide 11 - Tekstslide

Deze les werken we aan:
Lezen: Paragraaf 3, 3.1
Maken opdr. 11 en 12


Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 11, p. 162 
Nogal wat voetballers maken kruisjes voor de wedstrijd: is het een loos magisch ritueel of meer dan dat? Denken zij werkelijk dat God dan hen steunt? Wat als van de ene partij 2 spelers zo'n kruisje slaan en van het andere elftal alle elf? En wat als dan toch dat laatste elftal verliest?

Of: Als God graag toekijkt naar het wel en wee op de aarde, zou hij dan niet net zo goed van een voetbalwedstrijd kunnen genieten zoals wij mensen dat ook kunnen?   

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 12, p. 162 
Zie volgende SLIDE

Slide 14 - Tekstslide

Stuur een plaatje in van een 'boze god'

Slide 15 - Open vraag

Stuur een plaatje in van een 'liefdevolle god'

Slide 16 - Open vraag

Weektaak: 
Leerwerk: lezen paragraaf 3 Veranderingen in het beeld van God + paragraaf 4 Van God naar 'iets'
Maakwerk: opdr. 12 t/m 17
LVB: LVB-Opdracht 2.2 Schrijfopdracht + Privévraag 3 en 4

Slide 17 - Tekstslide