Werkwoordspelling: D of T? Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Werkwoordspelling
D of T?
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
D of T?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Ik wordt helemaal gek van die werkwoordspelling
A
'wordt' is goed
B
'wordt' is fout

Slide 3 - Quizvraag

Vind jij dit moeilijk?
A
'Vind' is goed
B
'Vind' is fout

Slide 4 - Quizvraag

Ja, jij vindt dit moeilijk!
A
'vindt' is goed
B
'vindt' is fout

Slide 5 - Quizvraag

Hij vond dit helemaal niet moeilijk
A
'vond' is goed
B
'vond' is fout

Slide 6 - Quizvraag

Hij vindt dit makkelijk!
A
'vindt' is goed
B
'vindt' is fout

Slide 7 - Quizvraag

Tegenwoordige tijd:
stam (ik-vorm) bij IK en bij JIJ achter het werkwoord
stam (ik-vorm) + t bij JIJ voor het werkwoord, en 3e pers. ev.
Voorbeeld: ik vlieg, vlieg jij? Jij vliegt, hij vliegt.

Dit doe je meestal vanzelf goed! Het gaat mis bij woorden met een D op het einde van de stam: vinden, worden, stranden, binden, antwoorden...

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

D of T?
Vervang het werkwoord dan gewoon door LOPEN

Slide 10 - Tekstslide

Hij [vinden] zomaar 100 euro op staat
A
vind
B
vindt

Slide 11 - Quizvraag

De bankrover [binden] de directeur stevig vast aan zijn stoel.
A
bind
B
bindt

Slide 12 - Quizvraag

[Worden] jij later fashion tailor?
A
word
B
wordt

Slide 13 - Quizvraag

Ik [worden] later stinkend rijk.
A
word
B
wordt

Slide 14 - Quizvraag

Jij [vinden] Nederlands toch ook een heel leuk vak?
A
vind
B
vindt

Slide 15 - Quizvraag

De verkoper [ begeleiden] de oude dame naar de kassa.
A
begeleid
B
begeleidt

Slide 16 - Quizvraag

Jij ..... die vervelende man toch niet uit op je feest?
A
nodigd
B
nodigdt
C
nodigt

Slide 17 - Quizvraag

(Beantwoorden) jij nu meer vragen goed dan fout?
A
Beantwoord
B
Beantwoordt
C
Beantwoort

Slide 18 - Quizvraag

Welke werkwoorden worden het vaakst fout vervoegd?
A
Werkwoorden waarbij de stam eindigt op een D
B
Werkwoorden waarbij de stam eindigt op een S
C
Werkwoorden waarbij de stam eindigt op een T
D
Werkwoorden waarbij de stam eindigt op een X

Slide 19 - Quizvraag

Als je de vervoeging van een werkwoord waarvan de stam eindigt op een D (zoals worden, vinden) in de tegenwoordige tijd wil weten...
A
Kan je het beste dit op gevoel doen
B
Kan je het beste dit woord vervangen door 'lopen'.

Slide 20 - Quizvraag

Gebiedende wijs:
Gebruik hiervoor de ik-vorm van het werkwoord.
Zwemmen - zwem naar de overkant!
Lopen - loop naar de maan!
Worden - word eens wakker!

Slide 21 - Tekstslide

(Rijden) voorzichtig!
A
Rijd
B
Rijdt

Slide 22 - Quizvraag

Ik begrijp nu wanneer je een d of een t schrijft in de tegenwoordige tijd
Ja, je moet het werkwoord gewoon vervangen door LOPEN
Nee, ik gok gewoon nog steeds maar wat.

Slide 23 - Poll

Maken uit NuNederlands 3F:
Grammatica: Werkwoordspelling
Oefeningen persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
 Taalverzorging H2 paragraaf 1

Slide 24 - Tekstslide