VWO1 h.4 Taalverzorging 4.2 spelling bijvoeglijk naamwoord

h. 4.2 Taalverzorging

Spelling 

bijvoeglijk naamwoorden
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

h. 4.2 Taalverzorging

Spelling 

bijvoeglijk naamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Ga naar blz. 102

We kijken een deel van opdr.7, 8 en 9 na.
Nakijken huiswerk

Slide 2 - Tekstslide



  • Je kunt het bijvoeglijk naamwoord goed spellen.



Leerdoel

Slide 3 - Tekstslide

- We bespreken de stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden;

- We bespreken wanneer een bijvoeglijk naamwoord
  geschreven wordt met een e en wanneer zonder een e;

- We bespreken bijvoeglijk naamwoorden van een werkwoord (voltooid deelwoord);

- We oefenen ermee;

- Jullie maken opdrachten van h.4.2.


Wat doen we deze les

Slide 4 - Tekstslide


Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden

• de houten deur (de deur is van hout gemaakt)
• de ijzeren lepel (lepel van ijzer)
• de katoenen jurk (jurk van katoen)
• de loden pijp (pijp van lood)
• de emaillen pan (pan van email)
• het wollen tapijt (tapijt van wol)
• het papieren behang (behang van papier)
• het chromen fornuis (fornuis van chroom)
• een betonnen gebouw (gebouw van beton)
• een granieten vloer (vloer van graniet)
• een pluchen konijn (konijn van pluche)
• een zijden blouse (blouse van zijde)


Slide 7 - Tekstslide

stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden

• een acryl kledingstuk
• een aluminium velg
• een bamboe hutje
• een canvas schoen
• een nylon tent
• een plastic kinderservies
• een platina album
• een polyester zwembad
• een rotan bankje
• een velours gordijn



Slide 8 - Tekstslide


Noteer de 'gewone bijvoeglijk naamwoorden in de volgende zin.

De bekende chef heeft de smakelijke maaltijd in een aluminium pan gemaakt.

Slide 9 - Open vraag


Noteer de stoffelijke bijvoeglijk naamwoorden in de volgende zin.

Ik had de zilveren oorbellen in een klein linnen tasje gedaan.

Slide 10 - Open vraag

De-woorden: altijd + e (ook als het lidwoord 'een' wordt gebruikt)







Het-woorden: geen + e, als het lidwoord 'een' wordt gebruikt
De blauwe fiets 
De grappige clown 
De ingewikkelde vraag 
De verse appel

Een blauwe fiets
Een grappige clown 
Een ingewikkelde vraag 
Een verse appel 
Het aardige meisje 
Het frisse windje 
Het gezonde ontbijt
Het rotte appeltje

Een aardig meisje 
Een fris windje 
Een gezond ontbijt
Een rot appeltje

Slide 11 - Tekstslide


In welke zin staan de bijvoeglijk naamwoorden goed gespeld?
A
In een mooi kasteel hebben de dapper ridders hun maaltijd gegeten.
B
De grappige jongens hadden een mooie voorstelling gegeven.
C
Op een zonnig ochtend gingen de vrolijke kinderen op de fiets naar school.
D
Hebben de geduldige docenten een goed les gegeven?

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide


In welke zin staan alle bijvoeglijk naamwoorden goed geschreven?
A
De verloren, metale ring is gelukkig weer terechtgekomen.
B
De verlore, metalen ring is gelukkig weer terechtgekomen.
C
De verbreedde weg is met houten hekken afgesloten.
D
De verbrede weg is met houten hekken afgesloten.

Slide 14 - Quizvraag


In welke zin staan alle bijvoeglijk naamwoorden goed geschreven?
A
De goed ingelichte journalist heeft de beschilderde muren gevonden.
B
De goed ingelichtte journalist heeft de bekladde muren gevonden.
C
De gejatte voorwerpen zijn opgeslagen in ons depot.
D
De gejatten voorwerpen zijn opgeslagen in ons depot.

Slide 15 - Quizvraag

huiswerk vrijdag:

- klaar: werk aan h4.2  in je boek of online.

---------------------------------------------------------------
extra werk:  opdr. 5 + 6 in zinsdelen verdelen

Let op: geleende leesboeken inleveren bij mij.




Aan de slag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide


- We bespreken de spelling van bijvoeglijk  
   naamwoorden;

- We oefenen met een paar voorbeelden;
   
- Jullie maken opdrachten van h.4.2 spelling.



Wat gaan we doen?

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide


Neem de volgende zin over en verdeel die in zinsdelen.

Voor een proefwerkweek kun je beter goed opletten tijdens de les.

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide