VWO1 h.4 taalverzorging spelling bijvoeglijk naamwoorden

h.4 Taalverzorging

spelling van de  bijvoeglijk naamwoorden en
werkwoorden als bijvoeglijk naamwoorden
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

h.4 Taalverzorging

spelling van de  bijvoeglijk naamwoorden en
werkwoorden als bijvoeglijk naamwoorden

Slide 1 - Tekstslide


  • Je weet dat een bijvoeglijk naamwoord een korte en een lange vorm kent.

  • Je weet wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is en hoe je het schrijft.

  • Je weet hoe je bijvoeglijk gebruikt werkwoord schrijft.




Leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide



- We herhalen de bijvoeglijk naamwoorden.

- We bespreken de korte en lange vorm van het
  bijvoeglijk naamwoord.

- We bespreken de theorie van bijvoeglijk gebruikte
  werkwoorden.




Wat gaan we doen?

Slide 3 - Tekstslide

  • Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

  • Vaak staat een bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandig naamwoord, maar ook soms achter het zelfstandig naamwoord.


     De kleine hond  - Het hondje is klein.

Slide 4 - Tekstslide

korte en lange vorm van een bijv.nww.

kort              lang                     kort                lang

aardig    -    aardige                 groen    -       groene
groot      -    grote                     boos      -       boze
gezellig  -    gezellige              gaaf       -      gave
raar         -    rare                      gewoon  -     gewone             






Slide 5 - Tekstslide

  • Als het znw een de-woord is, krijg je de lange vorm van een bijv.nmw

de jongen, de kat, de tafel

de aardige jongen (een aardige jongen)
de lieve kat (een lieve kat)
de ronde tafel (een ronde tafel)





Slide 6 - Tekstslide

  • Als het znw een het-woord is, krijg je de lange vorm van een bijv.nmw als het het lidwoord het voor staat.

het grote gebouw, het schattige konijn, het geheimzinnige kistje

  • Als het znw een het-woord is, krijg je soms de korte vorm van een bijv.nmw. Dat is het geval als er een voor staat.

een groot gebouw, een schattig konijn, een vreemd kistje.                 

Slide 7 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

  • Een stoffelijk bvnw geeft aan van welke stof een znw gemaakt is.

  • een wollen trui, een gouden ring, een houten meubel, een kartonnen doos.
  • een plastic tas, een aluminium buis, een nylon panty.

  • Een stoffelijk bnw heeft altijd maar één vorm.

     de oude vormen eindigen op -en
     de nieuwe vormen eindige nooit op -e

Slide 8 - Tekstslide

stoffelijk
bijv.nw
bijv.nmw
lange vorm
bijv.nmw.
korte vorm
Een pluchen beer
Een geldig rijbewijs
Het spannende boek
Een grappig verhaal
Het wilde dier
De ijzeren staaf
De polyester jas
Het griezelige dier
Een plakkerig snoepje

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt.

Een voltooid deelwoord is een werkwoord dat aangeeft dat een actie is afgerond.

Ik heb gepraat
Het heeft geregend
Zij hebben geslapen
Wij zijn verdwaald
Jij hebt beloofd


Slide 11 - Tekstslide

Als een voltooid deelwoord voor een zelfstandig naamwoord komt te staan en er wat over zegt, wordt deze bijvoeglijk gebruikt.

Ik heb mijn huiswerk gemaakt      -   het gemaakte huiswerk


Mijn pen is gebroken                     -     de gebroken pen


Hij heeft mijn fiets gerepareerd     -     de gerepareerde fiets
                             
                                                     voltooid deelwoord                             bijv.nmw
                                                                  
                         voltooid deelwoord                                                       bijv.nmw
                                                                  
                                voltooid deelwoord                                              bijv.nmw
                                                                  

Slide 12 - Tekstslide


Noteer het voltooid deelwoord van de volgende werkwoorden:
breken-begeleiden-sluiten-kraken


Ik heb ..

Slide 13 - Open vraag


Vul in onderstaande zinnetjes het bijvoeglijk naamwoord (van een voltooid deelwoord) in.

1. De (wegslepen) .. auto       2. Een (teleurstellen) .. kind             3. de (sluiten).. deur

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide


Maak eerst het werkblad (Magister huiswerk)
Maak daarna de opdrachten van h.4.2 werkwoordspelling blz. 107 en 108

Let op: werk netjes in je leerwerkboek!

Slide 16 - Tekstslide