H3.2

H3.2
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H3.2

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je weet uit welke landen migranten naar Nederland en Duitsland zijn gekomen.
Je kunt de belangrijkste binnenlandse migratiestromen in Nederland en Duitsland op een kaart aangeven.
Je begrijpt wat hun migratiemotieven zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Voorkennis
Uitleg
Controlerende vragen
Aan de slag
Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide


Slide 4 - Open vraag


Slide 5 - Open vraag


Buitenlandse migratie in Nederland
  • Positieve sociale bevolkingsgroei: meer immigratie dan emigratie.
1950-1960: Veel emigratie naar Canada, VS, en Australië door gebrek aan ruimte.
Indonesië (1940s) en Suriname (1970s): Migratie naar Nederland na onafhankelijkheid.
1960-1970: Arbeidsmigratie door industriële groei; arbeiders uit Zuid-Europa en Middellandse Zee-regio.
Huidige arbeidsmigranten komen vooral uit Oost-Europa (bijv. Polen).
Kenniswerkers: Hoogopgeleide migranten uit Europa en landen zoals India.
Vluchtelingen (1980s - heden): Veiligheidsmotief, vaak uit conflictgebieden (Oekraïne, Syrië, Afghanistan).
Uitdagingen in integratie door taalbarrières.
Segregatie: vaak samenwonend in specifieke buurten.

Slide 6 - Tekstslide

Buitenlandse migratie in Duitsland

  • Duitsland is sinds 1950 een van Europa’s grootste immigratielanden.
Bijna 25% van de Duitse bevolking heeft een migratieachtergrond.
1960-1970: Arbeidsmigratie uit Zuid-Europa en Turkije.
  • Recente arbeidsmigranten: Kortdurend werk in landbouw en bouw, vooral uit Oost-Europa.
  • 1980s - heden: Toename vluchtelingen, met pieken in:
2015: Syrische vluchtelingen.
2021: Oekraïense vluchtelingen.
Remigratie: terugkeer naar landen zoals Turkije en Polen.

Slide 7 - Tekstslide

Buitenlandse migratie in Nederland en Duitsland
Nederland:
Verstedelijking: groei in steden en omliggende kernen (groeiregio’s).
Platteland aan randen van Nederland: lage bevolkingsdichtheid, ontgroening, vergrijzing (krimpregio’s).
Duitsland:
Na 1990 (val IJzeren Gordijn): Migratie van Oost- naar West-Duitsland.
Jonge, hoogopgeleide migranten.
West-Duitsland: groeiregio’s.
Oost-Duitsland: bevolkingsafname, vooral op het platteland (krimpregio’s).

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Geef de oorzaken en gevolgen voor krimpregio's.

Slide 10 - Open vraag


Slide 11 - Open vraag

Aan de slag
H3.2 
Sta je lager dan een 6? 
Route A
Sta je tussen de 6 en 7? 
Route B
Sta je boven de 7?
Route C

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoelen
Je weet uit welke landen migranten naar Nederland en Duitsland zijn gekomen.
Je kunt de belangrijkste binnenlandse migratiestromen in Nederland en Duitsland op een kaart aangeven.
Je begrijpt wat hun migratiemotieven zijn.

Slide 13 - Tekstslide