In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Mw. (Mallory) Tettero
tetm@stanislaspijnacker.nl
werkdagen: ma, di en do.
Slide 1 - Tekstslide
Deze les
Waar komen de migranten vandaan?
Hoe ziet de binnenlandse migratie in NL en in Duitsland eruit?
Waarom migreren mensen (migratiemotieven)?
Hoe groeit de stad?
Herhaling vorige les
Nieuwe uitleg
(3.2 en 3.3)
maken opgaven
(3.2 en 3.3)
lesafsluiting
iedereen noemt 1 nieuw geleerd iets
Slide 2 - Tekstslide
Bevolkingsgroei
Vorige les: natuurlijke bevolkingsgroei meer mensen door baby's
Maar sociale bevolkingsgroei bestaat ook.
meer mensen door verhuizen (migreren)
Slide 3 - Tekstslide
Vorige les: demografisch transitiemodel
natuurlijke
of
sociale bevolkingsgroei?
Slide 4 - Tekstslide
Vorige les: demografisch transitiemodel
Hoe komt het dat de bevolking weer krimpt uiteindelijk?
'een krimpende bevolking' betekent dat het aantal mensen minder wordt.
Dat komt omdat in de laatste fase van het demografisch transitiemodel er veel oude mensen zijn die dood gaan (door vergrijzing is er een hoog sterftecijfer) terwijl er tegelijkertijd ook maar weinig kinderen geboren worden (een laag geboortecijfer).
Als het sterftecijfer hoger is dan het geboortecijfer gaan er meer mensen dood dan dat er geboren worden. Het aantal mensen in een land neemt dan af.
Slide 5 - Tekstslide
Migratie van en naar Nederland
1950 (na 2e Wereld Oorlog) vertrokken veel Nederlanders naar...
Slide 6 - Tekstslide
Weg uit Nederland (emigratie)
1950 (na 2e Wereld Oorlog) vertrokken veel Nederlanders naar...
Australië, de Verenigde Staten en Canada
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Weg uit Nederland (emigratie)
In 1950-1960 (na 2e Wereld Oorlog) vertrokken veel Nederlanders naar...
Australië, de Verenigde Staten en Canada
Waarom?
(Wat is het migratiemotief?)
In Nederland was te weinig ruimte.
Veel mensen gingen naar de VS, Canada of Australië omdat daar veel grond was. Ze konden daar als boer werken.
Slide 9 - Tekstslide
Naar Nederland toe (immigratie)
Eind 1940: Indonesië onafhankelijk.
1970: Suriname onafhankelijk.
Dit waren kolonies van NL.
Bewoners van
oud-kolonies mochten naar NL komen.
Slide 10 - Tekstslide
Vul de tijdlijn in
1940
1970
1960
1980 nu
Indonesië onafhankelijk
(geen kolonie NL meer).
Indonesiërs naar NL
Veel industrie in NL.
(zwaar, vies werk)
Arbeidsmigranten uit Middellandse Zeegebied naar NL.
Suriname onafhankelijk (geen kolonie NL meer).
Surinamers naar NL
migratiemotief
Mensen met NL roots waren niet meer welkom in Indonesië.
(politieke reden)
migratiemotief
Economisch + bang voor discriminatie
migratiemotief
Economisch:
Ze komen voor werk: arbeidsmigranten
Vluchtelingen
Syriërs, Oekraïners, Afghanen.
Mensen uit conflictgebieden.
migratiemotief
Politiek (vluchten voor oorlog en/of onderdrukking)
Arbeidsmigranten uit EU (Vooral Oost EU, bijv. Polen)
Hoogopgeleid bijv. uit India
NL en Duitsland
De migratie in NL en Duitsland:
beide arbeidsmigratie en vluchtelingen opvang.
Slide 11 - Tekstslide
Binnenlandse migratie Duitsland
1990 val Berlijnse Muur.
Veel jonge hoogopgeleide Duitsers verhuizen van armere oosten naar rijkere westen.
Oost Duitsland wordt een krimpregio (bevolkingsafname)
Slide 12 - Tekstslide
Binnenlandse migratie NL
Van waar naar waar verhuizen de mensen vooral?
Slide 13 - Tekstslide
Binnenlandse migratie NL
Van de randen van NL (noorden, oosten en zuiden) naar de Randstad.
Ook krimpregio's in NL
Slide 14 - Tekstslide
3.3. Steden groeien
1950: Urbanisatie
= Verhuizen van platteland naar stad.
1970: Suburbanisatie
= Verhuizen van stad naar net buiten de stad (meer ruimte)
Slide 15 - Tekstslide
Steden groeien:
Veel forensisme (woon-werk verkeer)
Nadeel?
Slide 16 - Tekstslide
Steden groeien:
congestie = files (opstoppingen van verkeer)
Slide 17 - Tekstslide
Aan het werk
Maak de opgaven van 3.2 en 3.3
Slide 18 - Tekstslide
Afsluiting les
Iedereen noemt 1 nieuw ding dat hij/zij geleerd heeft deze les.