Kennischeck specifieke doelgroep

Kennischeck 
Specifieke doelgroepen 

Meerkeuze en open vragen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Kennischeck 
Specifieke doelgroepen 

Meerkeuze en open vragen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afspraken
  • * Iedereen doet mee! Log in!
  • * Ongeveer 1 minuut bedenktijd per vraag
  • * Webcam aan
  • * Niet opzoeken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een kalenderleeftijd en een ontwikkelingsleeftijd?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Alle mensen met autisme maken geen oogcontact
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand die onveilig gehecht is, kan nooit meer veilig hechten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn kernproblemen van ADHD?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een medewerker van het KDV kan ODD diagnostiseren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag


Arts, psycholoog, orthopedagoog

Wat is DSM-5?
A
Vragenlijst die je als professional kunt inzetten bij een behandelingmethode
B
Belangrijk protocol binnen de jeugdzorg
C
Diagnostisch handboek psychiatrie
D
Een behandelmethode die wordt ingezet bij mensen met gedragsstoornissen

Slide 8 - Quizvraag


Stoornissen gerubriceerd met kenmerken en eisen

Wat is het verschil tussen een handicap en een beperking?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

We noemen iemand verstandelijk beperkt als het IQ onder de 100 is
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag


IQ onder de 80 
Problemen met leren en gedrag
Achterlopen in de ontwikkeling 

Een verstandelijke beperking is altijd aangeboren. Waar/niet waar

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor staat de afkorting ASS?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem drie kenmerken van kinderen/jongeren met autisme?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel vormen van onveilige hechting zijn er?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 14 - Quizvraag

Onveilig vermijdend gehecht
Onveilig gedesorganiseerd gehecht 
Onveilig afwerend gehecht
Welke uitspraak over mensen met een verstandelijke beperking is niet waar?
A
Een licht verstandelijke beperking wordt laat ontdekt (vaak op school)
B
Deze mensen leren vooral door te doen
C
Een verstandelijke beperking kan ontstaan, doordat moeder tijdens de zwangerschap alcohol drinkt
D
Er is bij deze doelgroep géén sprake van seksuele gevoelens

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke kenmerken van ADHD zie je (over het algemeen) niet terug bij ADD
A
Hyperaciviteit en aandacht tekort
B
Impulsiviteit en hyperactiviteit
C
Impulsiviteit en concentrarieprobleem

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke werkvelden zijn er behandeld in de les?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees de casus
Ted is een jongen van acht en zit in groep 5. Hij laat vaak opstandig gedrag zien naar klasgenootjes en leerkrachten. Hij wil altijd bepalen welk spel hij met andere kinderen speelt. Wanneer kinderen niet akkoord gaan met zijn voorstel, gaat hij schelden en soms over naar fysiek geweld. Als de juf zegt dat hij moet stoppen dan gaat hij de discussie met haar aan en wordt hij ineens heel boos. Wanneer de juf hem vraagt om naar de gang te gaan dan doet hij dit niet. Hij gaat met zijn armen over elkaar op zijn tafel zitten en zegt dat de juf zelf naar de gang moet gaan. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Over welke stoornis gaat de casus?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij de eetstoornis Binge Eating Disorder (BED) compenseer je eetbuien door bijv. te sporten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Dit gebeurt bij Boulimia wel (compensatiegedrag). Bijv. sporten, laxeren, overgeven, etc.


Hoe noem je het als iemand meerdere stoornissen tegelijk heeft?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een depressie komt altijd terug
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Depressie kan eenmalig zijn, maar de kans op herhaling is groter. Wordt afgewisseld met depressievrije perioden. 
Noem twee kenmerken die je ziet bij angst- en paniekaanvallen

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een depressie kan voorkomen op alle leeftijden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem twee kenmerken van borderline

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een dwangstoornis ontstaat vaak na een psychose (Waar of niet waar)

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn kenmerken van schizofrenie?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn wanen?
A
Bij wanen zie, ruik of hoor je dingen die er niet zijn (of die anderen niet waarnemen)
B
Wanen zijn verkeerde gedachten of ideeën over gebeurtenissen in de realiteit. Komt niet overeen met werkelijkheid
C
Bij wanen heb je de behoefte om alles te ordenen en rangschikken

Slide 28 - Quizvraag


A = hallucinaties

Waan is werkelijkheid geworden voor de persoon, hoe onwerkelijk ook
Bij welke psychische stoornis kun je manische periodes hebben?
A
Schizofrenie
B
Angststoornis
C
Posttrraumatische stressstoornis
D
Bipolaire stoornis

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn kenmerken van mensen die een in een manische periode zitten?
A
Vermoeid, besluiteloos, geen energie, veel piekeren
B
Stemmingswisselingen en suïcidale gedachten
C
Spraakzamer, goede stemming, weinig behoefte aan slaap, doelgerichte activiteiten ondernemen
D
Alle antwoorden zijn onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Einde kennischeck
Wat vond je van de kennischeck?
Welke onderwerpen gingen goed?
In welke onderwerpen moet je je nog eens verdiepen?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies