Quiz Mavo 2

Quiz Nederlands mavo 2 
Eens kijken wat we weten...
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Quiz Nederlands mavo 2 
Eens kijken wat we weten...

Slide 1 - Tekstslide

Deel 1: grammatica 

Slide 2 - Tekstslide

Welke volgorde hebben de stappen van ontleden?
A
ond - pv - zinsdelen - lv
B
pv - wwg - zinsdelen - ond
C
mw - ond - lv - wwg
D
pv - zinsdelen - wwg - ond - lv

Slide 3 - Quizvraag

Zoek de pv:

Waarom heb jij gisteren gelogen?
A
pv = waarom
B
pv = gelogen
C
pv = jij
D
pv = heb

Slide 4 - Quizvraag

Ik ging te laat slapen.
A
ging = pv
B
ik ging = pv
C
slapen = pv

Slide 5 - Quizvraag

Zoek de pv:
Nederland is een heerlijk land om in te wonen.
A
pv= wonen
B
pv= is
C
pv=land
D
pv = te

Slide 6 - Quizvraag

Kunnen slakken zonder hun huisje leven?

pv =
wwg =
A
pv: kunnen wwg: leven
B
pv: kunnen wwg: kunnen leven
C
pv: leven wwg: kunnen leven
D
pv: slakken wwg: slakken leven

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

De leerling leert het onderwerp vinden.
A
de leerling
B
leert
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Mevrouw van Rijen legt het onderwerp uit.
A
Mevrouw van Rijen
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 9 - Quizvraag

Heeft elke zin een lijdend voorwerp?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Ik rijd vijftig kilometer.

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 11 - Quizvraag

Ze gaat naar de bioscoop met haar vriendin.
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 12 - Quizvraag

Thomas heeft Marieke bloemen gegeven.
Lijdend voorwerp =
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Thomas
C
Marieke
D
bloemen

Slide 13 - Quizvraag

In de zin:

Op maandagmiddag zit zij met al haar vrienden te chillen.

A
zit geen lijdend voorwerp
B
is 'met haar vrienden' het lijdend voorwerp
C
is 'te chillen' lijdend voorwerp
D
is 'op maandagmiddag' lijdend voorwerp.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten.
A
Geen lijdend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 15 - Quizvraag

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'Jan'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp

Slide 16 - Quizvraag

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'de toets'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp

Slide 17 - Quizvraag

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
mijn scooter =
A
onderwerp
B
werkwoordelijk gezegde
C
lijdend voorwerp

Slide 18 - Quizvraag

Maak het gezegde af:
Een kat in het nauw ...............
A
valt niet ver van de boom
B
krabt de krullen van de trap
C
Maakt rare sprongen
D
doet altijd een beetje flauw

Slide 19 - Quizvraag

Maak het gezegde af: een gewaarschuwd mens ................
A
doet elke dag een wens
B
telt voor twee
C
doet voorlopig niet meer mee
D
gaat op tijd naar de wc

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een achilleshiel
A
Een sterke plek
B
Een spier/pees in je lichaam
C
Een voetbalclub
D
Een zwakke plek

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van stofzuigen
A
stofgezogen
B
gestofzuigd
C
stof gezuigd
D
geen van de andere antwoorden is waar

Slide 22 - Quizvraag

Voltooid deelwoord van vertalen
A
vertaalt
B
vertaald
C
vertalen

Slide 23 - Quizvraag

Voltooid deelwoord van bewaren
A
bewaart
B
bewaard
C
bewaren

Slide 24 - Quizvraag

Voltooid deelwoord van verhogen
A
verhoogd
B
verhoogt
C
verhoogden

Slide 25 - Quizvraag

Ik ben gered, de ... vrouw.
A
gerede
B
geredde
C
geredden

Slide 26 - Quizvraag

Hij is verlaat, de ... trein.
A
verlate
B
verlaate
C
verlaatte

Slide 27 - Quizvraag

Wij hebben de maaltijd bereid, de … maaltijd.
A
bereide
B
bereidde
C
bereidden

Slide 28 - Quizvraag