17-06-2024

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Quiz Nederlands mavo 2 

Eens kijken wat we weten...

Deel 1: grammatica 

Welke volgorde hebben de stappen van ontleden?

1. ond - pv - zinsdelen - lv
2. pv - wwg - zinsdelen - ond
3. mw - ond - lv - wwg
4. pv - zinsdelen - wwg - ond - lv

Zoek de pv:

Waarom heb jij gisteren gelogen?

1. pv = waarom
2. pv = gelogen
3. pv = jij
4. pv = heb

Ik ging te laat slapen.

1. ging = pv
2. ik ging = pv
3. slapen = pv

Zoek de pv:
Nederland is een heerlijk land om in te wonen.

1. pv= wonen
2. pv= is
3. pv=land
4. pv = te

Kunnen slakken zonder hun huisje leven?

pv =
wwg =

1. pv: kunnen wwg: leven
2. pv: kunnen wwg: kunnen leven
3. pv: leven wwg: kunnen leven
4. pv: slakken wwg: slakken leven

Wat is het onderwerp?

De leerling leert het onderwerp vinden.

1. de leerling
2. leert
3. het onderwerp
4. vinden

Wat is het onderwerp?

Mevrouw van Rijen legt het onderwerp uit.

1. Mevrouw van Rijen
2. legt
3. het onderwerp
4. uit

Heeft elke zin een lijdend voorwerp?

1. Ja
2. Nee

Ik rijd vijftig kilometer.

In deze zin staat .....

1. wel een lijdend voorwerp
2. geen lijdend voorwerp

Ze gaat naar de bioscoop met haar vriendin.

1. wel een lijdend voorwerp
2. geen lijdend voorwerp

Thomas heeft Marieke bloemen gegeven.
Lijdend voorwerp =

1. Er is geen lijdend voorwerp
2. Thomas
3. Marieke
4. bloemen

In de zin:

Op maandagmiddag zit zij met al haar vrienden te chillen.

1. zit geen lijdend voorwerp
2. is 'met haar vrienden' het lijdend voorwerp
3. is 'te chillen' lijdend voorwerp
4. is 'op maandagmiddag' lijdend voorwerp.

Wat is het lijdend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten.

1. Geen lijdend voorwerp
2. jou
3. Sophie
4. de groeten

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'Jan'?

1. meewerkend voorwerp
2. lijdend voorwerp
3. onderwerp

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'de toets'?

1. meewerkend voorwerp
2. lijdend voorwerp
3. onderwerp

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
mijn scooter =

1. onderwerp
2. werkwoordelijk gezegde
3. lijdend voorwerp

Deel 2: Nederland 

Dit is Gerrit Komrij. Wat was zijn beroep?

1. Een dichter
2. Een muzikant
3. Een docent
4. Een schrijver

Wat zie je hier?

1. een koekje
2. een cracker
3. roggebrood
4. een mat

Waar staat deze kerk?

1. Amsterdam
2. Winterswijk
3. Keulen
4. Utrecht

Wie is dit?

1. Gerrit Komrij
2. Jules Deelder
3. Ivo de Wijs
4. Remco Campert

Hoe heet deze bekende brug?

1. De Euromast
2. De Rotterdammer
3. De Erasmusbrug
4. De vlagbrug

Wat zie je hier?

1. Stamppot
2. Hutspot
3. Aardappelschotel
4. Boerenkool

Wat is de hoofdstad van Nederland?

In welke provincie vind je hunebedden?

Welke kleur hoort bij het Nederlands
koninklijk huis?

Welk schoeisel komt uit Nederland?

Deel 3: muziek 

Benoem van de volgende Nederlandstalige liedjes de naam van het liedje en de zanger(es).

0

Wie was de zangeres van het vorige liedje?

0

Hoe heet het vorige liedje?

0

Hoe heet de zanger van het vorige liedje?

Deel 4: overige onderdelen

Maak het gezegde af:
Een kat in het nauw ...............

1. valt niet ver van de boom
2. krabt de krullen van de trap
3. Maakt rare sprongen
4. doet altijd een beetje flauw

Maak het gezegde af: een gewaarschuwd mens ................

1. doet elke dag een wens
2. telt voor twee
3. doet voorlopig niet meer mee
4. gaat op tijd naar de wc

Wat is een achilleshiel

1. Een sterke plek
2. Een spier/pees in je lichaam
3. Een voetbalclub
4. Een zwakke plek

Wat is het voltooid deelwoord van stofzuigen

1. stofgezogen
2. gestofzuigd
3. stof gezuigd
4. geen van de andere antwoorden is waar

Voltooid deelwoord van vertalen

1. vertaalt
2. vertaald
3. vertalen

Voltooid deelwoord van bewaren

1. bewaart
2. bewaard
3. bewaren

Voltooid deelwoord van verhogen

1. verhoogd
2. verhoogt
3. verhoogden

Ik ben gered, de ... vrouw.

1. gerede
2. geredde
3. geredden

Hij is verlaat, de ... trein.

1. verlate
2. verlaate
3. verlaatte

Wij hebben de maaltijd bereid, de … maaltijd.

1. bereide
2. bereidde
3. bereidden

Voor de volgende les...

DIE IS ER NIET!!!!