6.4 Nederland en Europa

6.4: Nederland en Europa
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

6.4: Nederland en Europa

Slide 1 - Tekstslide

Verzoening in Verdun 1984
Franse president en Duitse bondskanselier bij herdenking van de doden tijdens beide wereldoorlogen.
Ongemakkelijk, maar vijanden hadden zich verzoend, door Europese samenwerking

Slide 2 - Tekstslide

EGKS
Europese samenwerking na Tweede Wereldoorlog:
1951: Oprichting EGKS (Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal) --> regels maken voor kolen- en staalindustrie.
Einde maken aan vijandschap tussen Frankrijk en Duitsland
Ook economisch voordeel: goedkoop aan kolen komen. 
6 landen: Nederland, België, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk en Italië.  

Slide 3 - Tekstslide

EEG
1958: Samenwerking wordt uitgebreid: EEG=
'Europese Economische Gemeenschap' . 
- Later gaan EGKS en EEG samen in de EG (=Economische Gemeenschap) 

Vrije handel tussen landen die lid waren --> producten mochten de grens over zonder belasting te betalen. 

Europese samenwerking bleek goed voor de economie
Steeds meer landen wilden lid worden!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

De Europese Unie
1993: Oprichting Europese Unie (EU).
Samenwerking, maar ook eenheid! 

Inwoners werden Europese burgers. 
- Iedereen dezelfde rechten.
- Iedereen mocht wonen en werken waar ze wilden. 
- Europese regels over voedsel, werktijden, veiligheid en milieu.


Slide 6 - Tekstslide

Europese Unie
Grenscontroles werden afgeschaft.
Sinds 1995 ook geen paspoort meer laten zien bij grens.

2002: Invoering Euro. Bijna alle landen deden mee. Alleen GB hield eigen munt (pond) en grenscontroles. 
Aantal lidstaten nam flink toe. Het begon bij 15 landen. 
In 2004: in 1 keer 10 landen erbij ( zie kaart blz. 161). 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Dagelijks leven
EU krijgt steeds meer invloed op dagelijks leven van de burgers:
- We betalen allemaal met de euro.
- EU stelt veel regels vast: kosten bellen naar buitenland, regels voor gezond voedsel en veiligheid 
- EU burgers mogen overal wonen en werken: veel Oost-Europese arbeiders werken in Nederland. 

Voordeel?
Nadeel? 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Bestuur van Europa
Europees parlement
- Om de 5 jaar gekozen
   (door burgers van de EU)
- Moet wetten goedkeuren
- Mag wetsvoorstellen wijzigen
  (recht van amendement)

Slide 11 - Tekstslide

Bestuur van Europa
Raad van ministers:
- Zij keuren ook wetten goed of af.
- Bestaat uit ministers van de EU landen
die namens hun regering afspraken maken

- Welke minister meedoet is afhankelijk van het onderwerp. 
Bijv. alle ministers van Landbouw samen over melkproductie. 


Slide 12 - Tekstslide

Europese Commissie
- Is het dagelijks bestuur van de EU in Brussel
- Elk EU-land wijst na verkiezing een eurocommissaris aan.
- De regeringsleiders kiezen samen de voorzitter van de EC. 
- Geeft leiding aan Europese ambtenaren
- Maakt wetsvoorstellen --> daarna ingediend bij Europees parlement en raad van ministers.
- Europees Parlement controleert de Europese Commissie. 

Slide 13 - Tekstslide

Meer of minder EU?
Altijd veel discussie over toekomst van Europa. 
Juist meer of minder Europese eenwording?

Voorstanders: samenwerking is belangrijk!
De EU moet net als de VS worden: Een '' Verenigde Staten van Europa'' 

Tegenstanders: Nederland raakt zelfstandigheid kwijt!
-Nederland is autonomie verloren:  de EU is een superstaat die alles bepaalt.
- Europa moet weer een verzameling volledig zelfstandige staten worden. 

Slide 14 - Tekstslide

Democratisch tekort
Europees parlement heeft steeds meer te zeggen gekregen.
Bij Europese verkiezingen komen maar weinig mensen opdagen. 
In 2014 nog maar 40%. 

Veel mensen weten weinig van wat er in Europa gebeurt en kennen geen Europese politici. Veel mensen hebben het gevoel dat ze niks in te brengen hebben in wat 'Brussel' bepaalt.  --> Democratisch tekort! 
Veel Europeanen voelen zich ook niet verbonden met andere Europeanen. 


Slide 15 - Tekstslide

Wat is het Europees parlement?
A
Een instituut dat bestaat uit volksvertegenwoordigers die om de 5 jaar gekozen worden en wetten moeten goedkeuren
B
Het dagelijks bestuur van de EU in Brussel
C
Een instituut dat bestaat uit ministers van de EU landen die namens hun regering afspraken maken
D
Een instituut dat bestaat uit Europese ambtenaren die leiding geven aan de Europese Commissie

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de Euro?
A
Een organisatie die zich richt op de export van Europese producten
B
Een politieke partij die zich inzet voor Europese eenwording
C
De gezamenlijke munt van bijna alle Europese landen
D
Een Europese taal die door alle inwoners van de EU gesproken moet worden

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de Europese Unie?
A
Een land dat bestaat uit alle Europese landen
B
Een samenwerking tussen Europese landen op economisch gebied
C
Een samenwerking tussen Europese landen waarin inwoners Europese burgers zijn geworden en dezelfde rechten hebben
D
Een militaire alliantie tussen Europese landen

Slide 18 - Quizvraag

Welke landen waren lid van de EGKS?
A
Nederland, België, Luxemburg, Frankrijk en Duitsland
B
Nederland, België, Duitsland, Frankrijk en Spanje
C
Nederland, België, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk en Italië
D
Nederland, België, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk, Spanje en Italië

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent de afkorting EGKS?
A
Europese Gemeenschap voor Kolen en Energie
B
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
C
Europese Gemeenschap voor Kolen en Gas
D
Europese Gemeenschap voor Kolen en Olie

Slide 20 - Quizvraag