Thema 2, H4 Schrijven
1 / 15
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Welk doe-woord zie je in de volgende zin?
1- Verwarm 250 ml melk in een steelpan.
1- Verwarm 250 ml melk in een steelpan.
Slide 5 - Open vraag
Welk doe-woord zie je in de volgende zin?
2- Schenk de warme melk in een kom.
2- Schenk de warme melk in een kom.
Slide 6 - Open vraag
Welk doe-woord zie je in de volgende zin?
3- Voeg vijf eetlepels Brinta toe.
3- Voeg vijf eetlepels Brinta toe.
Slide 7 - Open vraag
Welk doe-woord zie je in de volgende zin?
4- Roer de Brinta en melk goed door elkaar.
4- Roer de Brinta en melk goed door elkaar.
Slide 8 - Open vraag
Welke tekstdoel hoort bij een instructie?
A
Informeren
B
Instrueren
C
Amuseren
D
Overtuigen
Slide 9 - Quizvraag
Waarom zouden er vaak afbeeldingen bij instructies staan?
A
Voor mensen die niet kunnen lezen.
B
Die zijn bedoeld voor mensen die geen zin hebben om te lezen.
C
Ze hebben geen nut. Ze worden bij de tekst geplaatst om het leuk te maken.
D
Zodat het duidelijk wordt wat er met de instructies bedoeld wordt.
Slide 10 - Quizvraag
Geef een voorbeeld van een apparaat waarbij de instructie een inhoudsopgave heeft.
Slide 11 - Open vraag
Wat is een doe-woord?
Slide 12 - Open vraag
Zet deze instructies in de juiste volgorde.
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
Denk na over de taken die je uitvoert op stage. Voor één van je taken schrijf je hieronder een instructie. Volg hiervoor de stappenplan op de vorige dia.
Leerlingen die geen stage lopen, maken een instructie over een taak die ze op school uitvoeren.
Je stappenplan heeft minimaal 7 stappen.
Leerlingen die geen stage lopen, maken een instructie over een taak die ze op school uitvoeren.
Je stappenplan heeft minimaal 7 stappen.
