V2 Leesvaardigheid 17 functiewoorden deel 2


Welkom v2at!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


Welkom v2at!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Huiswerkopdrachten nakijken
  3. Herhaling vorige les / leerwerkcheck
  4. Oefenen met functiewoorden
  5. Afsluiting en vooruitblik


Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 1 nakijken
a slot
b kern
c slot
d inleiding 
e inleiding
f kern

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 2 nakijken
a gevolg
b nuancering
c oplossing
d oorzaak
e voorbeeld
f afweging

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 3 nakijken
a inleiding: alinea 1, kern: alinea 2 en 3, slot: alinea 4
b alinea 1: advies, aanleiding
 alinea 2: analyse
 alinea 3: uitleg
 alinea 4: advies
c De tekst ‘Moet je niezen? Niet tegenhouden!’ gaat over waarom het gevaarlijk is om je nies in te houden.

Slide 6 - Tekstslide

Wat kondigt een functiewoord aan?
(Geef antwoord in een correcte Nederlandse zin; herhaal de vraag in je antwoord)

Slide 7 - Open vraag

Waar tref je een functiewoord meestal aan?
(Geef antwoord in een correcte Nederlandse zin; herhaal de vraag in je antwoord)

Slide 8 - Open vraag

Hieronder staan de meest voorkomende functiewoorden. In welk gedeelte van de tekst kom je ze waarschijnlijk tegen? 
TIP: je kunt op de plusjes drukken voor uitleg.
Nuancering = de schrijver geeft een kleine aanpassing aan een bewering of stelling, hij maakt het preciezer of minder scherp.
Oplossing = de schrijver geeft een antwoord op een vraag of een manier om een probleem te beëindigen.
Verklaring = de schrijver geeft een uitleg: waarom is iets zoals het is, hoe komt het dat het zo is.
Voorbeeld = de schrijver gebruikt een concreet geval om een algemeen verschijnsel, een bewering, een stelling of een mening te illustreren, te verduidelijken.
Aanleiding = de schrijver geeft de omstandigheid die ertoe leidt dat iets gebeurt.
Afweging = de schrijver weegt iets af, overdenkt iets (bijvoorbeeld voor- en nadelen).
Anekdote = de schrijver vertelt een kort, grappig of bijzonder verhaaltje.
Argument = de schrijver geeft een reden voor een bewering.
Conclusie = de schrijver geeft een slotsom, een besluit waarin het voorgaande samenkomt.
Constatering = de schrijver stelt een feit of verschijnsel vast, hij doet een bepaalde waarneming.
Definitie = de schrijver geeft een samenvattende beschrijving van een begrip.
Gevolg = de schrijver beschrijft een gebeurtenis of omstandigheid als resultaat van iets.
inleiding
middenstuk
slot
conclusie
aanleiding
argument
anekdote
afweging
constatering
definitie
gevolg
oplossing
verklaring
voorbeeld
constatering
oorzaak
analyse
uitleg
advies

Slide 9 - Sleepvraag

Zoek in een leerboek van een ander vak naar een tekst met functiewoorden.
Schrijf er minimaal drie op.
Waar in de tekst heb je deze gevonden? (inleiding - kern - slot)

Slide 10 - Open vraag

Huiswerkopdrachten maken
  • Maak opdracht 6 en 8 op pagina 72-73 van je boek. 
  • Werk in je schrift en schrijf in nette zinnen en correct Nederlands!
  • Jullie krijgen voor deze opdrachten de rest van de les de tijd.
  • Je werkt alleen en in stilte.
  • Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen!

Slide 11 - Tekstslide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: woensdag 13 september
  • Huiswerk: maken opdr. 6 en 8 (p. 72-73) + leren p. 70 en uitgedeeld blad
  • Meenemen: LAPTOP, leesboek, boek, schrift en pen
  • Programma: leesvaardigheid 18


Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 6 nakijken
  • a inleiding: alinea 1 en 2, kern: alinea 3 /m 6, slot: alinea 7

  • b Het onderwerp van de tekst: het kennen van meerdere talen biedt grote voordelen.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 6 nakijken
c De voordelen van het leren van andere talen staan beschreven in alinea’s 3, 4, 5, 6. De voordelen zijn:
  • Door het leren van een andere taal kun je effectiever communiceren met sprekers van de taal en het is respectvol naar de sprekers van die taal.
  • Door het leren van een andere taal zal je meer bereid zijn culturele verscheidenheid te waarderen en te koesteren, wat de tolerantie voor en het begrip van andere culturen verhoogt.
  • Meertaligheid beschermt tegen dementie en zorgt voor betere cognitieve prestaties (door flexibele en efficiënte hersenen).
  • Het leren van een tweede taal verandert de hersenen op zo’n manier dat meertaligen betere taalvaardigheden hebben dan niet-meertaligen.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 6 nakijken
  • d alinea 3: effect, alinea 5: voordeel, alinea 6: pluspunten

  • e alinea 2: tegengeluiden

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerkopdracht maken
  • Maak opdracht 8 op pagina 73 van je boek. 
  • Werk in je schrift en schrijf in nette zinnen en correct Nederlands!
  • Jullie krijgen voor deze opdracht de rest van de les de tijd.
  • Je mag zachtjes overleggen met je buur.
  • Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen!

Slide 16 - Tekstslide