Les 09 - Nakijken tekst en oefenen signaalwoorden

Laatste les voor de toets
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Laatste les voor de toets

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van de les: 
- hoe het zit met tekstverbanden en verbindingswoorden; 
- hoe het zit met functiewoorden. 

Slide 2 - Tekstslide

Vraagje
Geef een omschrijving bij de volgende functiewoorden: 
- aanleiding
- afweging
- verklaring
- definitie
-nuancering

Slide 3 - Tekstslide

Aanleiding
De schrijver geeft aan welke gebeurtenis hem ertoe gebracht heeft een bepaalde tekst te schrijven. Of: de schrijver geeft weer welke gebeurtenissen anderen ertoe brachten bepaalde dingen te doen.

Slide 4 - Tekstslide

Afweging
De schrijver geeft bijvoorbeeld voor- en nadelen en vergelijkt ze met elkaar; hij weegt ze tegen elkaar af.

Enerzijds ..., anderzijds

Slide 5 - Tekstslide

Verklaring
Een verklaring is een uitleg van een bepaald verschijnsel/ hoe een bepaald verschijnsel is ontstaan/ waarom mensen zich op een bepaalde manier gedragen. 



Slide 6 - Tekstslide

Definitie
De schrijver probeert een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van iets te geven. 

Slide 7 - Tekstslide

Nuancering
Een bewering of een standpunt wordt iets afgezwakt door te laten zien dat er ook andere gezichtspunten mogelijk zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 1
Lees de tekst ‘Waarom het verzetten van de klok ons tijdelijk minder productief maakt’. 
Welke alinea’s horen bij de inleiding, welke bij de kern en welke bij het slot? 

Wat zou het doel moeten zijn van de inleiding, de kern en het slot van een tekst? 

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 2
Hoe probeert de schrijver jou nieuwsgierig te maken in de inleiding?


Wat doet de schrijver, vooral in de eerste alinea, om jouw aandacht te trekken? 

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 3
Wat voor gevolgen heeft het vooruitzetten van de klok op de korte termijn voor mensen?


We kijken samen naar alinea 5

Slide 11 - Tekstslide

Alinea 5
Maar niet alleen nachtbrakers hebben last van het verzetten van de klok. Op de korte termijn ondervinden veel mensen nadelen van het verzetten van de klok. Zo hebben we moeite met wakker worden en kunnen we korter slapen. ‘Je kunt minder alert zijn, vermoeider zijn en meer fouten maken. Ook kunnen er eerder ongelukjes gebeuren. Daarnaast lijkt het erop dat kinderen als ze moe zijn meer zin hebben om te snacken en in het algemeen eerder ongezonde keuzes maken.’ Ook kunnen ze tijdelijk minder productief zijn op school, denkt Wattez. ‘Dit speelt vooral ’s ochtends vroeg.’ 

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 4
En wat voor gevolgen kan het vooruitzetten van de klok op langer termijn hebben?

We bekijken alinea 6

Slide 13 - Tekstslide

Alinea 6
Op de langere termijn is volgens Wattez vooral de sociale jetlag een probleem: de biologische klok en de sociale klok gaan dan niet gelijk op. De sociale klok wordt geleid door verplichtingen, zoals op tijd op school verschijnen en op een bepaalde tijd eten. ‘Veel leerlingen vinden dat uurtje extra licht ’s avonds wel lekker, maar je komt er moeilijker door in slaap. Dat uurtje extra licht kun je bovendien eigenlijk altijd nemen, door eerder op te staan.’ 

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 5
Wat is ‘een sociale jetlag’?


Hebben we daar niet net over gelezen?

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 6
Waarom zouden avondmensen meer last hebben van sociale jetlags na het vooruitzetten van de klok dan ochtendmensen?

Wat zijn avondmensen? Laten we de informatie van alinea 3 en 4 combineren!

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 7
Wat voor soort slot heeft de tekst? 

Als we er een functiewoord aan zouden moeten koppelen, welk functiewoord zou dat dan zijn? 

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 8
Noteer alle functiewoorden die je kan vinden en benoem de alinea waarin je ze hebt gevonden. 

Tip: in vier alinea's staat een functiewoord. In drie gevallen staat het functiewoord in de eerste zin van de alinea; in het andere geval in de tweede. 

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 9
Kies één alinea waar nu geen functiewoord in staat en bedenk een functiewoord dat erbij past. Herschrijf (een deel van) jouw gekozen alinea en gebruik daarbij het door jou bedachte functiewoord. 

Laten we eens naar alinea 7 kijken...
Kun je dit zelf ook bedenken?

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 10
Waarom is ‘oplossingen’ geen functiewoord inde laatste zin van alinea 7?

Wanneer was iets ook alweer een functiewoord?

Slide 20 - Tekstslide

Tekstverbanden en verbindingswoorden
Haal de verbindingswoorden uit onderstaande zinnen en geef aan welk tekstverband ze aanduiden. 
- Het is dus belangrijk om je goed voor te bereiden op je toets. 
- Ik zou graag op bezoek komen, maar ik heb een lekke band. 
- Als je naar de bioscoop wilt, dan moet je eerst je huiswerk afmaken. 
- Het is dan ook niet vreemd, dat hij hoge cijfers haalt. 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link