HVT2 NE Leesvaardigheid 17 functiewoorden deel 2

Welkom hv2t
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom hv2t

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Kennis opfrissen over tekstdoelen en functiewoorden
  3. Huiswerkopdrachten nakijken
  4. Herhaling vorige les / leerwerkcheck
  5. Oefenen met functiewoorden
  6. Afsluiting en vooruitblik


Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 6 nakijken
6    a    inleiding: alinea 1, 2
             kern: alinea 3, 4, 5, 6
             slot: alinea 7

    b    Het onderwerp van de tekst is: het kennen van meerdere talen biedt grote voordelen.

    c    De voordelen van het leren van andere talen staan beschreven in alinea’s 3, 4, 5 en 6.
           flexibele en efficiënte hersenen).

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 6 nakijken
6 c   De voordelen van het leren van andere talen:
     
    -    Door het leren van een andere taal kun je effectiever communiceren met sprekers van de taal en het is respectvol naar de sprekers van die taal.
    -     Door het leren van een andere taal zal je meer bereid zijn culturele verscheidenheid te waarderen en te koesteren, wat de tolerantie voor en het begrip van andere culturen verhoogt.
    -    Meertaligheid beschermt tegen dementie en zorgt voor betere cognitieve prestaties (door flexibele en efficiënte hersenen).
    -    Het leren van een tweede taal verandert de hersenen op zo’n manier dat meertaligen betere taalvaardigheden hebben dan niet-meertaligen.

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 6 nakijken
6     d    alinea 3: effect
              alinea 5: voordeel
              alinea 6: pluspunten

       e    alinea 2: tegengeluiden

       f    alinea 1: voordelen
            alinea 4: belang
            alinea 7: conclusie

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 8 nakijken
a    inleiding: ‘Gisteren ontsnapte […] in dierentuinen.’
        kern: ‘Wat is […] te kijken.’
        slot: ‘Het is […] geregeld hebben.’
    b     Bijvoorbeeld:
De zinnen ‘Gisteren ontsnapte […] in dierentuinen.’ en ‘We staan […] in dierentuinen.’ kun je uitwerken tot een alinea met het functiewoord ‘aanleiding’.
        De zin ‘Wat is veiligheid […] dieren wandelen?’ tot en met de zin ‘Ze moeten […] te kijken’ kun je uitwerken tot een alinea met de functiewoorden ‘definitie’ en ‘voorwaarde’.
        De zinnen ‘Het is […] te geven.’ en ‘Heus niet […] geregeld hebben.’ kun je uitwerken tot een alinea met de functiewoorden ‘conclusie’ en ‘nuancering’.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 8 nakijken
c
Gisteren ontsnapte een gorilla uit zijn verblijf in Blijdorp. Dit was een schokkende ervaring voor de dierentuinmedewerkers en bezoekers. Naar aanleiding van deze gebeurtenis staan we stil bij de veiligheid in dierentuinen.

Wat is nu precies de definitie van ‘veiligheid’ als het gaat om dierentuinen? Om de veiligheid in diertuinen te garanderen, moet er aan een aantal voorwaarden voldaan worden. Het is in ieder geval belangrijk dat de stenen afzettingen hoog genoeg. Daarnaast moeten de apen in hun kooien blijven. Maar ook bezoekers moeten zich leren gedragen om hun eigen veiligheid te waarborgen. Zo moeten ze niet op de ruiten tikken en geen contact zoeken door de dieren in de ogen te kijken. 

Concluderend is het hoog tijd om die twee aspecten meer aandacht te geven, om zo de veiligheid in dierentuinen te garanderen. Overigens moet hier een nuancering bij geplaatst worden. Heus niet alle dierentuinen zullen deze zaken slecht geregeld hebben.

Slide 8 - Tekstslide

Wat kondigt een functiewoord aan?
(Geef antwoord in een correcte Nederlandse zin; herhaal de vraag in je antwoord)

Slide 9 - Open vraag

Waar tref je een functiewoord meestal aan?
(Geef antwoord in een correcte Nederlandse zin; herhaal de vraag in je antwoord)

Slide 10 - Open vraag

Hieronder staan de meest voorkomende functiewoorden. In welk gedeelte van de tekst kom je ze waarschijnlijk tegen? 
TIP: je kunt op de plusjes drukken voor uitleg.
Nuancering = de schrijver geeft een kleine aanpassing aan een bewering of stelling, hij maakt het preciezer of minder scherp.
Oplossing = de schrijver geeft een antwoord op een vraag of een manier om een probleem te beëindigen.
Verklaring = de schrijver geeft een uitleg: waarom is iets zoals het is, hoe komt het dat het zo is.
Voorbeeld = de schrijver gebruikt een concreet geval om een algemeen verschijnsel, een bewering, een stelling of een mening te illustreren, te verduidelijken.
Aanleiding = de schrijver geeft de omstandigheid die ertoe leidt dat iets gebeurt.
Afweging = de schrijver weegt iets af, overdenkt iets (bijvoorbeeld voor- en nadelen).
Anekdote = de schrijver vertelt een kort, grappig of bijzonder verhaaltje.
Argument = de schrijver geeft een reden voor een bewering.
Conclusie = de schrijver geeft een slotsom, een besluit waarin het voorgaande samenkomt.
Constatering = de schrijver stelt een feit of verschijnsel vast, hij doet een bepaalde waarneming.
Definitie = de schrijver geeft een samenvattende beschrijving van een begrip.
Gevolg = de schrijver beschrijft een gebeurtenis of omstandigheid als resultaat van iets.
inleiding
middenstuk
slot
conclusie
aanleiding
argument
anekdote
afweging
constatering
definitie
gevolg
oplossing
verklaring
voorbeeld
constatering
oorzaak
analyse
uitleg
advies

Slide 11 - Sleepvraag

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: maandag september
  • Huiswerk: maken opdr. 6 en 8 (p. 72-73) + leren p. 70
  • Meenemen: LAPTOP, leesboek, lesboek, schrift en pen
  • Programma: leesvaardigheid 18


Slide 12 - Tekstslide

Huiswerkopdrachten maken
  • Maak opdracht 6 en 8 op pagina 72-73 van je boek. 
  • Werk in je schrift en schrijf in nette zinnen en correct Nederlands!
  • Jullie krijgen voor deze opdrachten de rest van de les de tijd.
  • Je werkt alleen en in stilte.
  • Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen!

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 6 nakijken
  • a inleiding: alinea 1 en 2, kern: alinea 3 /m 6, slot: alinea 7

  • b Het onderwerp van de tekst: het kennen van meerdere talen biedt grote voordelen.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 6 nakijken
c De voordelen van het leren van andere talen staan beschreven in alinea’s 3, 4, 5, 6. De voordelen zijn:
  • Door het leren van een andere taal kun je effectiever communiceren met sprekers van de taal en het is respectvol naar de sprekers van die taal.
  • Door het leren van een andere taal zal je meer bereid zijn culturele verscheidenheid te waarderen en te koesteren, wat de tolerantie voor en het begrip van andere culturen verhoogt.
  • Meertaligheid beschermt tegen dementie en zorgt voor betere cognitieve prestaties (door flexibele en efficiënte hersenen).
  • Het leren van een tweede taal verandert de hersenen op zo’n manier dat meertaligen betere taalvaardigheden hebben dan niet-meertaligen.

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 6 nakijken
  • d alinea 3: effect, alinea 5: voordeel, alinea 6: pluspunten

  • e alinea 2: tegengeluiden

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerkopdracht maken
  • Maak opdracht 8 op pagina 73 van je boek. 
  • Werk in je schrift en schrijf in nette zinnen en correct Nederlands!
  • Jullie krijgen voor deze opdracht de rest van de les de tijd.
  • Je mag zachtjes overleggen met je buur.
  • Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen!

Slide 17 - Tekstslide