Les 4: Cognitieve Psychologie

LOKAAL E02
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

LOKAAL E02

Slide 1 - Tekstslide

LOKAAL E07

Slide 2 - Tekstslide

Les 4: Cognitieve Psychologie

Slide 3 - Tekstslide

Programma
1. Bespreken huiswerk
2. Cognitieve psychologie
3. Behaviorisme
4. Opdracht

Lesdoel: 
- Je kunt uitleggen wat het Cognitieve psychologie inhoudt
- Je kunt het 4G-schema toepassen op een voorbeeld en eigen situaties

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk
Inleiding
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3

Slide 5 - Tekstslide

Inleiding

1. Welke psychologische ziektes/aandoeningen ken je?  
2. Gedrag speelt een belangrijke rol in de psychologie. Leg uit waarom. 
3. Benoem gedrag dat volgens jou een symptoom is van een psychische aandoening. 
4. Op welke manier heb jij in het dagelijks leven te maken met psychologie en psychologische aandoeningen?  
5. Soms worden mensen met een psychische aandoening wel eens gekscherend “gek” genoemd. Wat is volgens jou de definitie van gek?  

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdstuk 1
1. Leg in je eigen woorden uit wat er wordt bedoeld met nature vs. nurture.  

2a. Noem een voorbeeld van gedrag dat een duidelijke biologische oorsprong heeft.  
- Zuigreflex bij baby's, huilen bij baby's, vecht- of vluchtrespons

2b. Noem een voorbeeld van gedrag dat zijn oorsprong vindt in nurture.  
- Taal, kledingstijl, studiegedrag

Slide 7 - Tekstslide

Hoofdstuk 2
1. Bedenk zelf een voorbeeld van een situatie waarin je de interactie tussen Id, Ego en Superego kan zien. 
Eigen antwoord 
2. Wat is het doel van vrije associatie in de psychoanalytische therapie? 
Vrije associatie is een techniek waarbij de patiënt wordt aangemoedigd om alles te zeggen wat in hem of haar opkomt, zonder enige vorm van censuur of terughoudendheid. Door dit te doen, kunnen verborgen gedachten en gevoelens die anders worden onderdrukt, naar de oppervlakte komen.
3. Freud bedacht psychoanalyse: een vorm van therapie waarbij je vrijuit praatte over je dromen, gevoelens en ervaringen, om er zo achter te komen wat er zich in het onderbewuste afspeelde. Bedenk waarom deze vorm van therapie zou kunnen helpen bij sublimatie.  
Psychoanalyse kan sublimatie bevorderen door onbewuste driften bewust te maken, zodat deze op een positieve en constructieve manier kunnen worden omgezet.
4. De theorieën van Freud worden niet meer gebruikt in hun oorspronkelijke vorm, ze 
zijn achterhaald. Welk inzicht van Freud vind jij de moeite waard om de mens beter te begrijpen, en welke het minst? Leg je antwoord uit.  

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 12
a. Een stimulus is een prikkel die een reactie uitlokt.
b. Aanleren van gedrag door het te koppelen aan stimuli
c. Een ongeconditioneerde reactie is een natuurlijke, automatische respons. Een geconditioneerde reactie is aangeleerd door associatie.
d. Klassieke conditionering: gedrag wordt gekoppeld aan een stimulus.
Operante conditionering: gedrag wordt beïnvloed door beloningen of straffen.

Vraag 13: Eigen antwoord

Vraag 14:
a. Geluid van de bel
b. Geen emotie, maar speekselproductie
c. Getraind en ongetraind
d. Eigen antwoord

Vraag 15: Eigen antwoord. Bijv. Beloning geven bij goed gedrag
Vraag 16: Angst, vermijdingsgedrag of het versterken van ongewenst gedrag door aandacht.
Vraag 17: Volgens de theorie werken beloningen beter; straffen kunnen leiden tot verzet of gewenning, waardoor ze minder effectief zijn.




Slide 9 - Tekstslide

Cognitieve psychologie
Cognitieve psychologen zien mensen als actieve wezens die zelf betekenis geven aan de wereld om hen heen, en die nadenken over hun gedrag.


Volgens cognitieve psychologen bepalen niet de stimuli hoe wij reageren, maar onze interpretatie van die stimuli.

Om snel te kunnen reageren ontwikkelen mensen schema’s: georganiseerde kennis over allerlei onderwerpen die ons in staat stelt snel te plaatsen wat er aan de hand is.




Gebeurtenis (G1) + Gedachten (G2) = Gevoel (G3) + Gedrag (G4)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Voorbeeld:

Stel, je bent als de dood voor honden. Dat komt volgens de cognitieve psychologie omdat jouw schema voor honden, dat je hebt gevuld met je kennis en ervaring, een negatieve interpretatie van honden geeft. Zegt je schema bij het zien van een hond ‘Pas op! Gevaar!’ dan zul je je gedragen alsof de hond gevaarlijk is (verstijven, een blokje om lopen). Dat is handig als de hond ook echt gevaarlijk is; maar een onrealistische angst voor honden is natuurlijk vooral lastig. Je interpreteert elke hond als gevaar, omdat vroeger misschien één individuele hond zich gevaarlijk gedroeg.

Als je voor dit voorbeeld de 4 G’s invult, ziet dat er zo uit:
G1 - Gebeurtenis: er komt een hond op je af
G2 - Gedachte: oh jee, hij gaat me aanvallen
G3 - Gevoel: paniek
G4 - Gedrag: wegrennen

Ga naar blz. 14-16
Maak opdracht 18 t/m 23



Slide 12 - Tekstslide

Marshmallow Test:

Doel: Om uitgestelde beloning en zelfbeheersing te onderzoeken.
Benodigdheden: Marshmallows of een andere traktatie.
Procedure: Geef een student een marshmallow en vertel hen dat ze er een tweede kunnen krijgen als ze 10 minuten wachten zonder de eerste op te eten. Observeer hoeveel studenten in staat zijn om te wachten.

Slide 13 - Tekstslide