Herhaling molrekenen

Herhaling molrekenen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling molrekenen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Herhaling molrekenen 
Wat was de mol ook alweer?
Molreken schema per blok bekijken
Rekenen met reactievergelijkingen 
Goed naar eenheden kijken 

Slide 2 - Tekstslide

Een mol
Is ook een getal/aantal

Dozijn = 12
mol = 6,022 * 1023

Slide 3 - Tekstslide

Een mol
mol = 6,022 * 1023

1 mol eieren = 6,022* 1023 eieren

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Mol
Waar komt 6,022*1023 vandaan?

1 mol water = 6,022*1023 water moleculen

Slide 6 - Tekstslide

Mol
Waar komt 6,022*1023 vandaan?

Ook wel het getal van Avogadro 


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Concentratie/molariteit 
- Geef aan hoeveel er van een stof in een bepaald volume aanwezig is
- Eenheid is mol/L (mol per liter) 




Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Notatie 
De eenheid is mol/L
wordt vaak aangegeven met M (grote M = molair)
dus M = mol/L

concentratie wordt ook aangegeven met [ ] (vierkante haken) rondom de stof
[HCOOH] = 0,26 mol/L OF 0,26 M

Slide 11 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Wet van massabehoud 
4 moleculen ammoniak reageren met 7 moleculen zuurstof tot 4 moleculen stikstofdioxide en 6 moleculen water
Of te wel: 4 mol ammoniak reageert met 7 mol zuurstof tot etc.etc.

Slide 12 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Ik kan dus berekenen hoeveel mol ik van een stof heb als ik het volume/massa weet en dus voorspellen met een berekeningen hoeveel product er ontstaat
Hier bij heb je de molverhouding nodig 
4 : 7 --> 4 : 6 

Slide 13 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?
1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt

Slide 14 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?
1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt
6,0 /  17,034 = 0,35 mol

Slide 15 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?
1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt
6,0 /  17,034 = 0,35 mol
2. Bereken hoeveel mol stikstofdioxide er dan ontstaat 

Slide 16 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?
1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt
6,0 /  17,034 = 0,35 mol
2. Bereken hoeveel mol stikstofdioxide er dan ontstaat 


Slide 17 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?
1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt
6,0 /  17,034 = 0,35 mol
2. Bereken hoeveel mol stikstofdioxide er dan ontstaat 
( 0,35 mol / 4 (van de 4 voor NH3) ) * 4 (van de 4 voor NO2) = 0,35 mol 
3. Bereken hoeveel gram stikstofdioxide er ontstaat

Slide 18 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?

2. Bereken hoeveel mol stikstofdioxide er dan ontstaat 
( 0,35 mol / 4 (van de 4 voor NH3) ) * 4 (van de 4 voor NO2) = 0,35 mol 
3. Bereken hoeveel gram stikstofdioxide er ontstaat
0,35 * 46,01 = 16,1 gram --> 16 gram 

Slide 19 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?

Je kan niet zeggen 6 gram ammoniak 
4 :4 
dus  6 gram stikstofdioxide
Want de molaire massa's zijn niet hetzelfde 

Slide 20 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?

4: 7 --> 4 : 6 
Heet ook wel de MOLverhouding, dus je kunt alleen maar de mol gebruiken

Slide 21 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram water ontstaat er? 


Slide 22 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram water ontstaat er? 

1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt
6,0 / 17,034 = 0,35 mol
2. Bereken hoeveel mol water er dan ontstaat
( 0,35 mol / 4 (van de 4 voor NH3) ) * 6 (van de 6 voor H2O) = 0,53 mol 

Slide 23 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
2.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram water ontstaat er? 

2. Bereken hoeveel mol water er dan ontstaat
( 0,35 mol / 4 (van de 4 voor NH3) ) * 6 (van de 6 voor H2O) = 0,53 mol 
3. Bereken hoeveel gram waterer ontstaat
0,53 * 18,02 = 9,52 gram-->  9,5 gram

Slide 24 - Tekstslide

Hoeveel deeltjes bevat 5,0 gram butaan?
A
5,0
B
58,12
C
8,6 * 10^21
D
1,43 * 10^21

Slide 25 - Quizvraag

.
Er wordt 4,50 gram P gebruikt. Hoeveel gram product ontstaat er?
A
0,145
B
0,0720
C
10,3
D
20,6

Slide 26 - Quizvraag

.
Er ontstaat 2,63 gram NiO. Hoeveel gram Nikkel was er nodig?
A
2,63
B
2,07
C
2,90
D
0,0352

Slide 27 - Quizvraag

13,0 gram propaan wordt volledig verbrand. Hoeveel gram koolstofdioxide er vrij komt bij deze verbranding (273 K en normale druk)

Slide 28 - Tekstslide

Ik heb 23 gram glucose opgelost in 550 mL water, ik ga de oplossing vervolgens 6x verdunnen. wat is de nieuwe concentratie?
Geef je antwoord in mol/L

Slide 29 - Tekstslide