LES 2.1

Hoofdstuk 2
Thuis en buitenshuis
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 2
Thuis en buitenshuis

Slide 1 - Tekstslide

Behoeften
Alles wat een mens graag wil hebben of wil doen
(die zijn vaak oneindig, we willen altijd meer of andere dingen).

Daarom moeten we keuzes maken:                         
Wat is belangrijk?
Heb je genoeg geld?
Heb je genoeg tijd?
PRIORITEITEN
SCHAARSTE

Slide 2 - Tekstslide

Consumeren
Alle behoeftes die mensen vervullen, dus alle goederen en diensten die echt gekocht worden.

Slide 3 - Tekstslide

Produceren
Alles wat gemaakt of gedaan wordt
Onbetaald

door consumenten
Betaald

door producenten (bedrijven)

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 2.1
  • ik weet wat een behoefte is
  • ik weet wat consumeren is
  • ik weet waardoor consumeren wordt beperkt
  • ik weet wat produceren is
  • ik ken voorbeelden van onbetaald produceren
  • ik ken voorbeelden van betaald produceren
  • ik weet wat prioriteiten zijn

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk
Maken: Pagina 42 - Toepassingsvragen 6 t/m 11.

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn behoeften?
A
Alles wat je nodig hebt.
B
Alles wat je zelf hebt.
C
Alles wat je graag wil hebben.
D
Wat nodig hebt en graag wilt hebben.

Slide 7 - Quizvraag

Consumeren is …
A
Een bedrag opzijleggen voor een latere grote aankoop
B
Iets maken waarmee je in je eigen behoefte kan voorzien
C
het kopen van goederen of diensten
D
Invloed uitoefen op andere mensen om iets te kopen

Slide 8 - Quizvraag

Consumeren wordt beperkt door ...
A
gebrek aan geld
B
gebrek aan tijd
C
gebrek aan tijd en geld
D
wat je graag wilt hebben

Slide 9 - Quizvraag

Produceren is
A
verkopen aan consumenten
B
het maken van goederen
C
het leveren van diensten
D
het maken van goederen en het leveren van diensten

Slide 10 - Quizvraag

Onbetaalde productie
Betaalde productie

Slide 11 - Sleepvraag

'Prioriteiten stellen' betekent...
A
kiezen wat je het leukst vindt
B
kiezen wat je het meest belangrijk vindt
C
kiezen wat je het lekkerst vindt
D
kiezen wat je het minst leuk vindt

Slide 12 - Quizvraag