Prepositions of place


Prepositions of place
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les


Prepositions of place

Slide 1 - Tekstslide

3 pagina's uitleg
The most common prepositions of place
In = in een (gesloten) ruimte of locatie
I am in the classroom. He is in space.
On = op een oppervlakte of openbaar vervoer
My cat Raja eats dinner on the table. Mum is on the roof.
At = op een specifieke plaats of locatie
Today, I am at school. She usually meets her boyfriend at the cinema.

Slide 2 - Tekstslide

Openbaar vervoer:
in = je moet zitten (taxi)
on = je hoeft niet perse te zitten (bus, plane)
Other prepositions of place
next to  = naast
I sit next to my friend in class.

behind = achter
Our friend sits behind us.

in front of = voor
The teacher is standing in front of the board.

Slide 3 - Tekstslide

Under / Over = het bedekt iets anders
Between = tussen 2 dingen
Among = tussen meer dan 2 dingen
Other prepositions of place
under/below = onder.
My legs are under the table.  (bedekt)
Classroom 114 is below room 216. (lager dan)

over = boven
She held the umbrella over her head. (bedekt)

Between/among = tussen
I sam him among the crowd. (meer dan 2)
My house is between two other houses. (2)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exercise 1
Questions 1.1 - 1.10
Choose the correct answer 


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.1) The ball is rolling ___ the grass.
A
in
B
on
C
at

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.3) The janitor is ___ the roof to repair it.
A
in
B
on
C
at

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.2) I always hang out with my friends ___ school.
A
in
B
on
C
at

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.4) I left my book ___ the classroom.
A
in
B
on
C
at

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.5) On Thursday you can find me ___ the local cinema.
A
in
B
on
C
at

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.6) I have a lot of guitars ___ my bedroom.
A
in
B
on
C
at

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.7) The boys were walking ___ the pavement.
A
in
B
on
C
at

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.8) My brother is ___ the local park ___ the end of this street.
A
in, in
B
at, on
C
in, at
D
at, in

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.9) Bill is ___ Disney World ___ Florida.
A
at, at
B
at, in
C
in, at
D
on, in

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.10) My sister is ___ the bus home while my dad is ___ the taxi.
A
in, in
B
on, on
C
on, in
D
in, on

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.11) When I came home the cat was ___ the table and the dog was ___ the basement.(schrijf de hele zin)

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Exercise 1
Questions 1.11 - 1.15
Type the correct answer.
Type the whole sentence! (Typ de hele zin)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.11) We learn a lot of useful things ___ school and ___ the internet.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1.15) My house is ____ the hill; yours is ____the foot of the mountain.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1.12) I am sitting ___ my chair ___ my desk.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1.13) My girlfriend is playing football ___ the field.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

1.14) My tablet is ___ the table ___ the classroom ___ school.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Exercise 2
Questions 2.1 - 2.5
Choose the correct answer


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.1) I couldn't find my keys, they were ___ my bag.
A
under
B
over
C
between
D
above

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.2) My cat likes to hide ___ the bed.
A
over
B
under
C
between
D
among

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.3) The house is ___ those two trees over there.
A
below
B
above
C
between
D
among

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.4) The helicopter flew ___ our heads.
A
under
B
between
C
over
D
in front of

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.5) He was chosen to be the best singer ___ the thousands of contestants.
A
between
B
among
C
under
D
above

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2.6) This bridge goes (overheen) the river.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Exercise 2
Questions 2.6 - 2.10
Type the correct answer
Type the whole sentence! (Typ de hele zin)

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.7) My parents always put a key (onder) the doormat.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2.8) I live (naast) to my best friend.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2.9) The man was standing (voor) the tree.

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2.10) The baby was sleeping (achter) the big teddy.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Link

Deze slide heeft geen instructies

What have you learnt?
* je kunt voorzetsels van plaats gebruiken

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies