zinsdelen mavo 1 op niveau hoofdstuk 2

Even herhalen
Wat was dit ook alweer en hoe vind je het?
PV
WWG
O
LV
MV
BWB
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Even herhalen
Wat was dit ook alweer en hoe vind je het?
PV
WWG
O
LV
MV
BWB

Slide 1 - Tekstslide

PV :  getalsproef, tijdsproef of vraagzin
WWG : Alle werkwoorden in de zin. (PV, infinitief, voltooid   dw) 
O : wie/wat + PV
LV : wie/wat + O + WWG
MV : aan/voor wie/wat + pv + o + lv
BWB : alle andere delen die je nog niet benoemd hebt. Geeft antwoord op waar, wanneer, hoe laat, hoe, etc.

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van vandaag
  • ik weet wat zinsdelen zijn
  • ik weet zinsdelen te herkennen

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn zinsdelen?
  • Een zin bestaat uit zinsdelen.
  • Een zinsdeel kan bestaan uit één woord, maar ook uit een paar woorden die bij elkaar horen.
  • Een zin bestaat uit twee basisdelen:
  1. Een deel dat zegt wat de handeling is (WWG)
  2. een deel dat zegt wie/wat de handeling uitvoert (onderwerp)

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld
Isa en Tom praten
Isa en T = het onderwerp 
praten = de handeling 

Deze zin kun je uitbreiden met meerdere zinsdelen
Isa en Tom praten met wie? wanneer? waar?

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg over zinsdelen
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt.
Uitleg over zinsdelen
- Een zin is eigenlijk een bouwplan met allemaal zinsdelen.
Een zinsdeel kan uit 1 woord bestaan, maar vaak heeft een zinsdeel meer woorden.
Een zinsdeel kan ook van plaats wisselen in de zin.

Kijk maar naar het voorbeeld:








wie doet het?
wat gebeurt er?
Wanneer?
Waar?
Wat?
Ruben
leert
vandaag
op zijn kamer
zijn topo

Slide 6 - Tekstslide

herkennen zinsdelen
  1. Zoek de persoonsvorm (zet een streep voor en achter de PV)
  2. Zoek het onderwerp (zet een streep voor er achter de O)
  3. Zoek de andere zinsdelen met de vragen wanneer, hoe, wat en zet daar streepjes tussen. 
  4. controleer wanneer je de zinsdelen husselt of je woorden bij elkaar blijven. Dan is het een zinsdeel.

Slide 7 - Tekstslide

even oefenen
Morgen repareert Melchoir zijn fietsband.

stap 1 PV
stap 2 onderwerp
stap 3 de andere delen zoeken
stap 4 hoeveel zinsdelen heb ik?

Slide 8 - Tekstslide

Nog eentje oefenen
In de vakantie wil Lizette altijd uitslapen.
Stap 1 PV
Stap 2 onderwerp
stap 3 andere delen
Stap 4 hoeveel zinsdelen?

Let op! hier PV + alle andere werkwoorden is 1 zinsdeel!

Slide 9 - Tekstslide

Laatste
Stuur je de verkeerde artikelen morgen terug?

Stap 1 PV
stap 2 onderwerp
stap 3 de andere zinsdelen
stap 4 hoeveel zinsdelen?
Let op! samengestelde werkwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Maak zinsdelen en sleep ze naar de juiste plek. 
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Zinsdeel 5
Ik
maak
straks
mijn
opdrachten
wel

Slide 11 - Sleepvraag

zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
zinsdeel 4
zinsdeel 5
Larissa
gaat
morgen
op
de
fiets
naar
school

Slide 12 - Sleepvraag

Maak zinsdelen en sleep ze naar de juiste plek. 
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Zinsdeel 5
Niet
iedereen
kan
een
prijs
winnen
vandaag

Slide 13 - Sleepvraag

Wat is een zinsdeel?
A
het is een deel van een zin
B
kan uit één woord bestaan
C
kan uit meerdere woorden bestaan
D
lidwoorden

Slide 14 - Quizvraag

Paragraaf grammatica zinsdelen

In welke volgorde zoek je de zinsdelen?
A
PV, OW, LV, GEZ
B
PV, OW, GEZ, LV
C
PV, OW, GEZ, LV
D
OW, PV, GEZ, LV

Slide 15 - Quizvraag

Zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
'Wanneer starten de scholen weer?'
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 16 - Quizvraag

Evaluatie
ik weet wat zinsdelen zijn
ik herken de zinsdelen in de zin
ik weet hoeveel zinsdelen er zijn

Slide 17 - Tekstslide

Wat ga je maken?
Hoofdstuk 2 Grammatica
opdrachten
9, 11, 12, 13, 14, 16

Slide 18 - Tekstslide