5.2 Wat wordt de prijs?

5.2 Wat wordt de prijs?
Hoofdstuk 5: produceren maar 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

5.2 Wat wordt de prijs?
Hoofdstuk 5: produceren maar 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Na deze les: 
Je kunt uitleggen waar de brutowinstopslag voor is.
Je kunt de verkoopprijs berekenen.
Je kunt de consumentenprijs berekenen.
Je kunt vanuit de consumentenprijs het btw-bedrag berekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Vorige leerdoelen
Na afloop van deze les ken/kan ik ...
  1. ... het verschil uitleggen tussen automatisering en mechanisatie
  2. ... uitleggen wat het verschil is tussen kapitaal- en arbeidsintensief
  3. ... de verschillende productiefactoren benoemen

Slide 3 - Tekstslide

Opdrachten
Nog vragen over de opdrachten?

Slide 4 - Tekstslide

Mechanisatie en automatisering
  • Mechanisatie = machines nemen de spierkracht van mensen over
  • Automatisering = machines nemen het denkwerk van mensen over

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de inkoopprijs?
A
De prijs waarvoor een bedrijf goederen inkoopt
B
De prijs waarvoor een bedrijf goederen verkoopt
C
De prijs die we betalen om goederen te exporteren
D
De prijs die je betaalt in de winkel

Slide 6 - Quizvraag

Inkoopprijs
Voordat je goederen kunt verkopen, moet je ze eerst zelf inkopen.

Dit gebeurt meestal bij een groothandel.
De prijs die jij als winkelier voor de producten betaald, is de inkoopprijs

Slide 7 - Tekstslide

Brutowinstmarge is het verschil tussen inkoop en verkoopprijs?
A
juist
B
niet juist

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een andere naam voor brutowinstmarge of brutowinst
A
Verkoop
B
Brutowinstopslag
C
Omzet
D
Afzet

Slide 9 - Quizvraag

Brutowinstopslag 
Het bedrag dat jij bij de inkoopprijs optelt zodat je de tafel voor meer geld verkoopt, noem je de brutowinstopslag.
Meestal noteren we de brutowinstopslag als een percentage van de inkoopprijs.

Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag


Slide 10 - Tekstslide

inkoop
verkoop

Slide 11 - Tekstslide

  • Inkoopprijs €0,80 per muffin
Inkoopprijs:
de prijs die je als winkelier voor de producten betaalt
  • Verkoopprijs €1,20 per muffin
Verkoopprijs:
de prijs die je als winkelier berekent voor je product (aan de consument)
  • Brutowinst €0,40

Slide 12 - Tekstslide

  • inkoopprijs
  • brutowinst  +
  • verkoopprijs

  • € 0,80
  • € 0,40  +
  • € 1,20

  • Brutowinst = brutowinstopslag = brutowinstmarge
  • Meestal een percentage van de inkoopprijs

Slide 13 - Tekstslide

De inkoopprijs van de muffin was 0,8 euro. Brutowinst 0,4 euro. Wat is de brutowinstmarge in procenten?

Slide 14 - Open vraag

Je hebt een eigen meubelzaak. Je koopt een eettafel in voor €800.
Omdat je geld wil verdienen aan de spullen die je verkoopt, zet je 40% winstmarge erop. Wat is de verkoopprijs?

Slide 15 - Open vraag

Je hebt een eigen meubelzaak. Je koopt een eettafel in voor €800.
Omdat je geld wil verdienen aan de spullen die je verkoopt, zet je 40% winstmarge erop. Hoeveel euro is dat?

Slide 16 - Open vraag

Omzet & afzet
Afzet:
  • het aantal producten dat je verkoopt
  • bijvoorbeeld: 14 muffins
Omzet:
  • het totale bedrag dat een bedrijf ontvangt door de verkoop van producten
  • (de inhoud van de kassa!!)

Slide 17 - Tekstslide

Omzet
Omzet:
  • je hebt 14 muffins verkocht
  • ze kosten € 1,20 per stuk
  • wat is je omzet?
  • 14 x 1,20 = € 16,80


omzet =  afzet  x  verkoopprijs

Slide 18 - Tekstslide

Wat is omzet?
A
Afzet x inkoopprijs
B
Inkoopprijs x verkoopprijs
C
Afzet x verkoopprijs
D
Afzet : verkoopprijs

Slide 19 - Quizvraag

Ik heb 300 broodjes verkocht van 2,95. Wat is mijn omzet?

Slide 20 - Open vraag

Ik heb 10 broodjes verkocht voor in totaal 30 euro. Wat is de verkoopprijs per broodje?

Slide 21 - Open vraag

Opdrachten 5.2
Opdrachten samen bespreken

Slide 22 - Tekstslide