donderdag 25 januari 2024 1e en 2e uur

1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Ga rustig op jouw plek zitten en leg je spullen klaar

Slide 2 - Tekstslide

Welkom bij Nederlands!



pak je spullen
ga rustig zitten

Slide 3 - Tekstslide

terugblik
personages: voelen en denken

Slide 4 - Tekstslide

lesdoel
- Je kunt uitleggen wat een personage denkt en voelt.

Slide 5 - Tekstslide

wat gaan we doen
opdrachten 1 en 2 nakijken
opdrachten maken

Slide 6 - Tekstslide

opdracht 1, blz. 161
1 Eigen antwoord, bijvoorbeeld vijf van de volgende antwoorden:
ballet, vluchteling, Syrië, ballerina, dansen, muziek, verleden
2 Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
Ja, want de meeste boeken lopen goed af en dans is een goede manier om alles te vergeten.
3 Eigen antwoord

Slide 7 - Tekstslide

opdracht 2, blz.161
1 Aya denkt terug aan de tijd dat ze nog in Syrië woonde en op balletles zat.
2 Eigen antwoord, bijvoorbeeld:
- verdriet, want in het wijkcentrum ruikt ze verdriet. Ze is verdrietig dat ze uit Syrië moest vluchten;
- heimwee, want ze verlangt terug naar de lessen van Madam Belova;
- verlangen, want ze verlangt ernaar om weer te dansen (als ze terugdenkt aan de lessen in Syrië ligt er ‘een dromerige uitdrukking’ op haar gezicht.
3 Eigen antwoord

Slide 8 - Tekstslide

zelfstandig werken
maak opdracht 3 en 4  blz. 162 en 164 
= huiswerk



timer
15:00

Slide 9 - Tekstslide

kort quizje

Slide 10 - Tekstslide

Fictie
 Personages

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

2 Personages

Alle personen die een rol spelen in een verhaal noem je personages. Het belangrijkste personage, degene over wie het hele verhaal gaat, is de hoofdpersoon. Van hem of haar weet je altijd wat hij denkt en voelt. Veel verhalen hebben één hoofdpersoon, maar er zijn ook verhalen met meerdere hoofdpersonen. De andere personages zijn bijfiguren.

Omdat in verhalen niet alleen wordt beschreven wat personages meemaken, maar ook hoe ze zich voelen, ga je hun gedrag vaak beter begrijpen. Dat noem je inleven.

Slide 13 - Tekstslide

Fictie of non-fictie? Realistisch of niet realistisch?
Eén dag. Eén ziekenhuis. Bergen sneeuw. En een beetje bloed. Fitz is woedend. Haar ouders zijn net uit elkaar en het liefst zou ze helemaal niet bestaan. Maar dan raakt haar zusje gewond. In het ziekenhuis ontmoet Fitz een geheimzinnige jongen van vijftien en voordat ze het weet verzint ze een romantisch plan voor een verpleegster, steelt ze gips en wordt ze per ongeluk zelf verliefd. Want je kunt voor altijd in de wachtkamer blijven zitten, maar je kunt ook dapper zijn.
Wat voor een personage is Fitz denk je?
Anna Woltz, Gips

Slide 14 - Tekstslide

Wat voor een meisje is Fitz

Slide 15 - Open vraag

Flaptekst Air time (Marc van Velzen)
Wanneer Sebastiaan op zijn BMX-fiets door de lucht zweeft, is hij helemaal in zijn element. Maar op zijn nieuwe school voelt hij zich veel minder thuis. Jort, de populairste jongen uit de klas, accepteert hem niet en verbiedt iedereen met Sebastiaan om te gaan.
Om te bewijzen dat hij wel meetelt, daagt Sebastiaan Jort uit tot een BMX-wedstrijd. Jorts vriendin Judith zal hun actie filmen en op internet zetten. Wie daarmee de meeste views trekt, heeft gewonnen. Maar de spectaculaire stunt die ze willen uitvoeren op het dak van een oude tramremise, is levensgevaarlijk...



                                                  Marc van Velzen, Air Time

Slide 16 - Tekstslide

Wat voor een jongen is Sebastiaan

Slide 17 - Open vraag


In wie kun je je het beste inleven?
A
Judith
B
Sebastiaan
C
Jort

Slide 18 - Quizvraag


Als je het over iemands karakter hebt, dan heb je het over iemands...
A
Uiterlijk
B
Innerlijk

Slide 19 - Quizvraag

timer
2:00
Karaktereigenschappen

Slide 20 - Woordweb

Denk terug aan het filmpje over Bo...
1. Welke personages komen in de trailer voor?
2. Wie is de hoofdpersoon?
3. Wat zijn de karaktereigenschappen van de hoofdpersoon?
timer
4:00

Slide 21 - Tekstslide

Welke personen komen er in het filmpje voor?

Slide 22 - Open vraag

Wie is de hoofdpersoon in "Vechtmeisje".

Slide 23 - Open vraag

"Wat zijn de karaktereigenschappen van de hoofdpersoon

Slide 24 - Open vraag

terugblik
- je kunt het denken en voelen van een personage uitleggen

Slide 25 - Tekstslide


10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide

2e uur -wat gaan we doen?
jeugdjournaal (kort)
par. 4 meningen beoordelen, blz. 165
opdrachten maken

Slide 27 - Tekstslide

theoriefilmpje

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link

opdracht 1, blz. 165
Lees vraag 1 t/m 6 van blz. 165
Maak aantekeningen tijdens het kijken!

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link

opdracht 1, blz. 165
Geef antwoord op vraag 1 t/m 8

we bespreken de antwoorden hierna
timer
3:00

Slide 32 - Tekstslide

antwoorden opdracht 1, blz. 165
1 Het onderwerp is het kunstwerk van twee wereldbollen in Rotterdam
2 Eigen antwoord
3 Eigen antwoord
4 Eigen antwoord
5 Eigen antwoord
6 De trap past beter bij Rotterdam, omdat :
- die heel Rotterdams was,
- de trap 380.000 bezoekers trok (het was een hit)
- en het is een mooi voorbeeld van toegepaste kunst, dat past beter bij Rotterdam.
7 In Miniworld Rotterdam hebben ze een recyclebedrijf: de mini-wereldbollen gaan daarheen, zodat ze nieuw materiaal worden voor een volgend kunstwerk.
8 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ik vind de wereldbollen mooi, omdat Rotterdam een wereldstad is en de bollen laten dat letterlijk zien. OF: Ik vind de wereldbollen niet mooi, omdat ze heel groot zijn en je daardoor een deel van de omgeving niet meer ziet.

timer
3:00

Slide 33 - Tekstslide

opdracht 2, blz. 165
lees vraag 1 t/m 4 en bekijk daarna het fragment
maak aantekeningen tijdens het kijken
timer
3:00

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Link

opdracht 2, blz. 165
geef antwoord op vraag 1 t/m 4 
we bespreken daarna de antwoorden
timer
3:00

Slide 36 - Tekstslide

antwoorden vr 1 t/m 4 opdracht 2, blz. 165
1 (Kunstwerk) De Bromtol in Oosterhout
2 Mening 1: ‘een mooi groot ding op een rotonde’.
Mening 2: ‘Een kleurrijk, groot monument, ornament. Een verrijking voor de omgeving.’
Mening 3: Geen idee, ‘wel vaker onduidelijk wat de betekenis is van een kunstwerk’.
3 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Een bromtol draait rond. Op een rotonde rijd je zelf rondjes. Een bromtol en een rotonde hebben of maken beiden een ronddraaiende beweging.
4 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ik vind De Bromtol leuk, omdat het een verrassend is als je een klein(er) voorwerp groot opblaast. Ook de vergelijking met iets wat ronddraait (bromtol en rotonde) is goed gevonden.

timer
3:00

Slide 37 - Tekstslide

opdracht 2, blz. 166
lees vraag 5 t/m 7, blz. 166
maak aantekeningen tijdens het kijken

timer
3:00

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Link

opdracht 2, blz. 166
maak  vraag 5 t/m 7, blz. 166
we bespreken daarna de antwoorden

timer
3:00

Slide 40 - Tekstslide

antwoorden opdracvra2, vraag 5 t/m 7
5 Een bromtol is net zo rond als een rotonde en het verkeer zoemt eromheen.
6 Piet Homan hield als kind al van bromtollen, het was zijn passie.
7 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ja, nu ik meer weet over het kunstwerk, snap ik de bedoeling van de kunstenaar. Daardoor vind ik het kunstwerk mooier. OF: Nee, ik vond De Bromtol al niet mooi en een verhaal erover maakt het voor mij niet beter.


timer
3:00

Slide 41 - Tekstslide

vooruitblik
we gaan verder met paragraaf 5 discussieren! 

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Link

Slide 44 - Link

Welkom bij Nederlands!
10 minuten lezen 
timer
10:00

Slide 45 - Tekstslide

zelfstandig nakijken

de antwoorden worden op het bord getoond
Kijk zelf je antwoorden goed na!!

Slide 46 - Tekstslide

hoe gaan we aan het werk?
 Rustig en zelfstandig werken!
 
Voldoende tijd om je huiswerk te maken!

Kies zelf hoe je wil beginnen!


Slide 47 - Tekstslide

zelfstandig nakijken

Opdrachten van paragraaf 5- persoonlijk en bezittelijk vnw, opdracht 1 t/m 6
Opdrachten van paragraaf 6 - lijdend voorwerp

Heb je vragen over het huiswerk? noteer deze!

Slide 48 - Tekstslide

wat weet jij van...
hoe je dubbele punt en aanhalingstekens gebruikt?
een bijvoeglijk naamwoord

Slide 49 - Tekstslide

uitwisselen

Slide 50 - Tekstslide

zelf kiezen
1. par. 4 leestekens: dubbele punt en aanhalingstekens.
 Theorie lezen van blz. 230 en maken opdracht 1 t/m 6 van blz. 230 en 231 
2. par. 5 bijvoeglijk naamwoord. Theorie van blz. 232 lezen.
 Maak daarna opdracht 1 t/m 5 van blz. 232 en 233

Liever de theoriefilmjes zien? Bekijk deze dan eerst!
Alle opdrachten zijn huiswerk! Je hebt voldoende tijd hiervoor!
Klaar? Laat zien aan je docent en pak je leesboek!

  

timer
30:00

Slide 51 - Tekstslide

keuze: theorie lezen/ filmpje
1. par. 7 verkleinwoorden
 Theorie lezen van blz. 236 en maken opdracht 1 t/m 7 van blz. 236 en 237

2. par. 11 voltooid deelwoord.  Theorie van blz. 238 lezen.
 Maak daarna opdracht 1 t/m 5 van blz. 238 en 239

Klaar? Laat je docent de opdrachten zien en maak het werkblad : mixopdrachten!

  

timer
30:00

Slide 52 - Tekstslide

theoriefimpje
verkleinwoorden

Slide 53 - Tekstslide

uitwisselen

Slide 54 - Tekstslide