2vb - Chapitre 5 -Herhaling + Bron E

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2vb- Le programme aujordh'hui 28 février
HUISWERKCONTROLE
1- Herhalen stof chapitre 5.
2- Bron E: regarder.
Les objectifs :
1-Je kent woorden en zinnen die te maken hebben met gezondheid.
2- Je kunt de belangrijkste informatie uit een film begrijpen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exercice 30c
1 Est-ce que tu es en forme?
2 Vous avez la grippe?
3 Est-ce qu’il a de la fièvre?
4 Ton prof est sportif?
Exercice 30d
1 Est-ce que tu dors beaucoup?
2 Elle est souvent malade? / Est-elle souvent malade?
3 Est-ce qu’ils détestent les fruits et les légumes? / Est-ce qu’ils détestent les légumes et les fruits?
4 Vous faites souvent de la natation? / Vous faites de la natation souvent?






Exercice 31d
1 Pourquoi est-ce qu’elle est végétarienne? Parce qu’elle aime les animaux.
2 Combien de fois est-ce que tu fais du sport? Je m’entraine deux fois par semaine.
3 Qu’est-ce que tu manges? Je mange un croissant au chocolat.
4 Où est-ce que vous allez? On va au club de sport.
5 Comment est-ce que vous allez au club de sport? On y va toujours à pied

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exercice 31e- Réponse type:
1-  Qu’est-ce qui s’est passé?
2- Il a mal
3- Pourquoi est-ce qu’il est tombé? 

1- Qu’est-ce qui se passe? 
2- Manon a mal ?
3- Combien de personnes aident Manon?


Exercice 32 - Réponse type:
1- Tu habites dans une maison?
2- Comment (est-ce que) tu trouves ton appartement?
3- Qu’est-ce que tu cherches?
4- (Est-ce qu’)on y va? / On va acheter un cadeau pour ta mère?


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
apprendre à

A
wachten
B
bang zijn
C
meedoen aan
D
leren om

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
repose-toi bien
A
het is beter
B
rust goed uit
C
ga je gang
D
in vorm zijn

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
Ik ben moe
A
Je suis malade
B
Je suis en bonne santé
C
Je suis fatigué
D
Je ne me sens pas bien

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
il faut
A
je moet, het is nodig
B
het fruit
C
sinds
D
vooral

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
l/la meilleur(e)
A
de voet
B
tussen
C
het advies
D
de beste

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
ga je gang
A
c'est mieux
B
vas-y
C
viens
D
arrête

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal
Pas op

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
misschien
A
sûr(e)
B
facile
C
peut-être
D
contre

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
Nee, ik doe niet aan sport.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin ontkennend:
(niet meer) Je suis malade

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de zin ontkennend:
(nog niet) Je suis allé chez le docteur.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak deze zin vragend op drie
verschillende manieren:
Tu vas voir le docteur.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste vraag:
Je vais au collège.
A
Tu vas quand ?
B
Tu vas où ?
C
Tu vas comment ?
D
Combien tu vas?

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste vraag:
Nous faisons du sport le lundi.
A
Vous faites du sport quand?
B
Comment faites-vous du sport?
C
Vous faites du sport combien ?
D
Où faites-vous du sport?

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste vraag:
J'ai deux chiens.
A
Pourquoi tu as deux chiens ?
B
Quand tu as deux chiens ?
C
Combien de chiens as-tu?
D
Où as-tu deux chiens?

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

les yeux
la tête
le bras
le pied
la jambe
le dos

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

 Sleep de Franse woorden naar het passende plaatje
le bras
la fièvre
le coeur
les yeux
J'ai eu un accident
la bouche

Slide 22 - Sleepvraag

Sleep de Franse woorden naar het passende plaatje
Maar eerst ga ik de woorden voorlezen: L'heure, la passion, l'entrainement, gagner, un joueur, l'entraîneur, l'équipe. 

Remarque: Il faut que je lise d'abord les mots avant de lancer de sleep!
Maak de juiste combinaties. 
Tu as de la fièvre?
J'ai mal à la tête.
Ca fait mal où?
J'ai le bras cassé
Waar doet het pijn?
Heb je koorts?
Ik heb mijn arm gebroken
ik heb pijn in mijn hoofd 

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

On va réviser l' exercice 12b (bron B) p. 19
Het voorzetsel "à + lidwoord"


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even herhalen...

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

le bras - la jambe - les yeux - l'oreille
J'ai mal à l'/au /à la /aux ..........

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

              E REGARDER
Open je boek p.28
Tu vas faire l'exercice 20.

timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bron E: Regarder

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden: Regarder E
Exercice 20a
2, 6, 7
Exercice 20b
1 A
2 B
3 A
4 C
Exercice 20c: 1, 3, 4, 5

Exercice 20d
Réponse type:
Timéo is zijn telefoon kwijt, zijn vrienden zijn boos op hem en hij is ziek geworden. Hij baalt ervan dat hij nu misschien niet naar het feest kan.





Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les devoirs pour lundi 3 mars

Leren/Herhalen
Vocabulaire A-B-E-F
Phrases-clés C-G
Grammaire D-H
Oefenen bij Slim Stampen
Maken:
Exercices 21,22  p.29




Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies