Ftoets M4 hfst 7

Hoofdstuk 7 4Mavo
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 7 4Mavo

Slide 1 - Tekstslide

Als je meer import hebt dan export, is je saldo op de betalingsbalans
A
Positief
B
Negatief
C
nul

Slide 2 - Quizvraag

Noem een reden waarom wij producten importeren.

Slide 3 - Open vraag

Hoe heet de bank die eurobiljetten uitgeeft
A
DNB
B
ECB
C
ABN
D
RABO

Slide 4 - Quizvraag

Een andere taak van de ECB is prijsstabiliteit, wat bedoelen we hiermee?
A
Dat de wisselkoers gelijk blijft
B
Vrije markt
C
Inflatie die niet veel toeneemt
D
Elk land heeft evenveel euro's

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het doel van protectionisme?
A
Werkgelegenheid eigen land beschermen
B
Opkomen voor arme boeren in het buitenland
C
Vrije wereldhandel stimuleren
D
Prijsstabiliteit

Slide 6 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van een protectiemaatregel

Slide 7 - Open vraag

Europese Unie
Export
Import
Infrastructuur
Internationale handel
Een belasting op geimporteerde goederen en diensten. Ook wel importhefftig of douanerachten genoemd.
Voorzieningen die nodig zijn voor vervoer en communicatie, zoals wegen, vliegvelden, havens, internet en het electriciteitsnet.
Invoer. Het kopen van goederen en diensten uit het buitenland.
Invoerrechten
In- en uitvoer. Handel tussen twee of meer landen
Groep Europese landen die vooral op economisch gebied samen werken
UItvoer. Het verkopen van goederen of diensten aan het buitenland.

Slide 8 - Sleepvraag

Je mag als Nederlander in Duitsland gaan werken dit komt door
A
Vrij verkeer van kapitaal
B
Vrij verkeer van personen
C
Vrij verkeer van goederen
D
Dit mag niet

Slide 9 - Quizvraag

Nederlandse Import Export (x € 1.000.000)

Frankrijk 12.807,6 25.734,1
China 19.056,4 2.556,5
Met welk land heeft Nederland een tekort op de handelsbalans? kijk naar de berekening voor het juiste antwoord!



A
Frankrijk - 12.926,5 (12.807,6 - 25.734,1)
B
Frankrijk 38.541,7 (12.9807,6 +25.734,1)
C
China 16.499,9 (19.056,4 -2.556,5)
D
China 21.612,9 (19.056,4+2.556,5)

Slide 10 - Quizvraag

Hierna volgen twee beweringen.
I Internationale arbeidsverdeling maakt landen van elkaar afhankelijk.
II Dankzij internationale arbeidsverdeling neemt de totale wereldproductie toe.

A
Alleen bewering I is juist.
B
Alleen bewering II is juist
C
Beide beweringen zijn onjuist
D
Beide beweringen zijn juist

Slide 11 - Quizvraag

Het totale overschot op de Nederlandse handelsbalans bedroeg in 2019
€ 31,5 miljard.
In 2020 bedroeg dit overschot € 33,8 miljard.
Hoeveel procent is het handelsoverschot gestegen in 2020 ten opzichte van 2019. Kijk naar de berekening in het antwoord
A
7,3 % ( 33,8 - 31,5 : 31,5 x 100%)
B
93,2% (31,5 : 33,8 x 100%)
C
107,3% (33,8: 31,5 x 100%)
D
2,3% (33,8 - 31,5)

Slide 12 - Quizvraag

Voor een land gelden de volgende gegevens:
– nationaal inkomen $ 520 miljard
– exportquote 65%
– importquote 60%.
Voor een land gelden de volgende gegevens:
– nationaal inkomen $ 520 miljard
– exportquote 65%
– importquote 60%.
Bereken voor dit land de export

Slide 13 - Open vraag

Voor een land gelden de volgende gegevens:
– nationaal inkomen $ 520 miljard
– exportquote 65%
– importquote 60%.
Bereken voor dit land de import


Slide 14 - Open vraag

Erik en Lydia gaan op vakantie naar Zwitserland.
Is er voor Zwitserland sprake van import of van export wanneer Erik en Lydia als toeristen naar Zwitserland gaan? Waarom?

A
Export, want Zwitserland verdient geld vanuit het buitenland.
B
Import, want Zwitserland verdient geld vanuit het buitenland.
C
Export, want Zwitserland betaalt geld aan het buitenland.
D
Import, want Zwitserland betaalt geld aan het buitenland.

Slide 15 - Quizvraag

De koers van het Britse Pond is gedaald ten opzichte van de Euro. Is dit gunstig of ongunstig voor de Nederlandse export naar Groot-Britannie?
A
gunstig, want de Britten hoeven minder Ponden in te leveren voor een Euro en zullen dus meer hier kopen
B
Ongunstig, want de Britten hoeven minder Ponden in te leveren voor een Euro en zullen dus meer hier kopen
C
Ongunstig, want de Britten moeten Ponden geven voor een Euro en zullen dus minder hier kopen
D
Ongunstig, want de Britten moeten Ponden geven voor een Euro en zullen dus minder hier kopen

Slide 16 - Quizvraag