2H - Ch.5 Bron H

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Les buts
  • Ik kan op 3 verschillende manieren vragen stellen in het Frans 
  •  Ik kan vragen stellen in het Frans m.b.v. vraagwoorden
  • Ik weet welke ik vragen ik nog heb over al behandelde stof

Slide 2 - Tekstslide

Alle leerstof voor de einstoets;
zie mail 10.06.24!

Slide 3 - Tekstslide

La Santé!
  • les parties du corps
  • être en forme
  • bien manger et bouger
  • la négation
  • poser une question 

Slide 4 - Tekstslide

Poser des questions

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Chapitre 5 - Bron H
Zorg dat dit in je schrift staat…. —> Hoe stel je een vraag in het Frans?
1. Zonder een vraagwoord
  •  gewone zin vragend maken
  •  met “est-ce que” 
  • met inversie (hoef je niet te kennen!)

2. Met een vraagwoord
  • vraagwoord - "est-ce que" - rest van de zin
  •  vraagwoord - rest van de zin (informeel)

Slide 7 - Tekstslide

De vraagwoorden...
Deze vraagwoorden moet je kennen, leer ze uit je hoofd!
où                                  waar 
pourquoi                    waarom
quand                          wanneer
qui                                 wie
Comment                  hoe
Qu'est-ce que          wat
Combien                    hoeveel






Slide 8 - Tekstslide

vertaal : Hoe gaat het ?
A
Ça va ?
B
Ça va bien ?
C
Ça va.
D
Comment ça va ?

Slide 9 - Quizvraag

Vertaal : Train je vaak ?
A
Pourquoi tu t'entraînes ?
B
Est-ce que tu t'entraînes ?
C
Tu t'entraînes souvent ?
D
Je m'entraîne souvent.

Slide 10 - Quizvraag

welke andere manieren zijn correct voor de vraag : Tu aimes le chocolat?
A
Le chocolat tu aimes ?
B
Est-ce que tu aimes le chocolat ?
C
Aimes-tu le chocolat ?
D
Pourquoi tu aimes le chocolat ?

Slide 11 - Quizvraag

Vul het juiste vraagwoord in:
Tu habites .....?
A
comment
B
pourquoi
C
quand
D

Slide 12 - Quizvraag

Vul het juiste vraagwoord in :
......tu fais comme sport ?
A
pourquoi
B
qu'est-ce que
C
quand
D

Slide 13 - Quizvraag

Vul het juiste vraagwoord in :
......de fois tu t'entraînes par semaine?
A
combien
B
comment
C
qu'est-ce que
D
qui

Slide 14 - Quizvraag

vul het juiste vraagwoord in :
.....est ton entraîneur ?
A
quand
B
combien
C
qui
D
pourquoi

Slide 15 - Quizvraag

Vul het juiste vraagwoord in :
......tu es végétarien ? Parce que j'aime trop les animaux
A
quand
B
comment
C
qu'est-ce que
D
pourquoi

Slide 16 - Quizvraag