Schoolexamen 2 kennistest

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Tekstsoorten

Nieuwsbericht

Achtergrondartikel

Recensie

Ingezonden brief

Reclame

Noem een overeenkomst tussen een achtergrondartikel en een nieuwsbericht

1. opbouw bij beide: inleiding, middenstuk, slot
2. ze kunnen beide in een krant of op internet staan
3. ze gaan beide over het laatste nieuws
4. in beide teksten staan feiten en meningen

Waarover kan een recensie gaan?

1. restaurant, film of boek
2. voorstelling, muziek of bed
3. game, koffie of plant
4. slager, bakker of supermarkt

Een advertorial is

1. reclame op tv
2. reclame die lijkt op een artikel
3. een reclameposter
4. hetzelfde als een advertentie

Bekijk deze afbeelding goed!

De vraag staat in de volgende dia. 

Welke kenmerken
herkende je van
een nieuwsbericht?

De bron van of in een tekst is

1. waar de tekst vandaan komt (krant, site, ...)
2. iemand die controleert of het waar is
3. de schrijver van de tekst
4. een deskundige die aan het woord is

Tekstdoelen

informeren

amuseren

overhalen

uitleg geven (instrueren)

overtuigen

Een advertentie heeft als doel

1. informeren
2. uitleg geven
3. overhalen
4. amuseren

Een nieuwbericht heeft als tekstdoel:

1. amuseren
2. informeren
3. overtuigen
4. overhalen

Een achtergrondartikel heeft als tekstdoel:

1. amuseren en/of instructie geven
2. overhalen en/of informeren
3. informeren en/of overtuigen
4. overtuigen en/of overhalen

Tekstverbanden en hun signaalwoorden

Tegenstelling: maar, toch, echter

Voorbeeld: zoals, bijvoorbeeld, onder andere

Opsomming: ten eerste, ook, en, bovendien, ten slotte

Conclusie: dus, kortom

Mening: ik vind, volgens mij

en argumenten: omdat, daarom, want

Oorzaak en gevolg: doordat, daardoor, als gevolg van

welke signaalwoorden ken je?

Welk woord is geen signaalwoord?

1. ook
2. want
3. tussen
4. maar

De signaalwoorden: 'omdat', 'want' en 'daarom' geven een tekstverband aan van:

1. tegenstelling
2. voorbeeld
3. opsomming
4. reden

Het tekstverband dat het signaalwoord 'dus' aangeeft is

1. conclusie
2. tegenstelling
3. reden
4. voorbeeld

Hoofdzaken en bijzaken

Een hoofdzaak is

1. het belangrijkste uit de tekst
2. vaak een voorbeeld
3. het minst belangrijke uit de tekst
4. vaak een uitleg

Een bijzaak is

1. het belangrijkste uit de tekst
2. vaak een voorbeeld
3. het minst belangrijke uit de teks
4. vaak een uitleg

Die boom is vreemd gesnoeid.

1. feit
2. tekstverband
3. argument
4. mening

'... omdat ik Nederlands moeilijk vind'
is ...

1. een mening
2. een argument
3. een feit
4. een nieuwbericht

Werkwoordspelling

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
(rennen) Het meisje ..... naar huis.

1. ren
2. rend
3. rent
4. rennen

(worden) De jongen ........... gepest

1. wort
2. worden
3. word
4. wordt

(landen) Het vliegtuig ............ om 7 uur.

1. land
2. landt
3. landen
4. lant

(daten) Mijn ex .............. nu die slome jongen uit 3.1

1. date
2. daten
3. datet
4. dat

(appen) Mijn vriendin ............ elke dag

1. app
2. apt
3. ap
4. appt

(downloaden) Hij .......... even die bestanden.

1. download
2. downloadt
3. downloat
4. downloaden

Werkwoordspelling verleden tijd
(rennen) Het meisje ............. naar huis.

1. rent
2. rente
3. rende
4. renden

(landen) Het vliegtuig ........... om 7 uur.

1. lande
2. landen
3. landden
4. landde

(downloaden) Hij ............. even die bestanden.

1. downloadde
2. downloade
3. downloadden
4. downloaden

(daten) Mijn ex ......... die knappe jongen uit 3.1

1. date
2. daten
3. datete
4. dateten

(galopperen) De veulens ...... door de wei.

1. galoppeerde
2. galoppeerden
3. galoppeerte
4. galoppeerten

(skaten) Gisteren ................. heel veel jongeren op het plein voor ons huis.

1. skateten
2. skaten
3. skate
4. skateden