Doel - middel:om te, om, waarmee, door, door middel van, via, met behulp van
Ik gaf het bericht door via teams.
Tijdsvolgorde:
toen, daarna, vervolgens, eerst, later, tijdens, ten slotte
Eerst pakte ik mijn tas en daarna ging ik de deur uit.
Voorwaarde:
als, mits, indien, tenzij
Als het werk helemaal af is, mag ik eerder naar huis.