Taalverzorging les 4 en 5 (2.7/ 1.8/2.8/ 3.8)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Les 4

Planning

• Bespreken 2.7 / huiswerkcontrole
• Herhalen leestekens 1.8
• Aan de slag / verlengde instructie
• Afsluiting van de les

zelfstandig naamwoord/werkwoord

Ik fiets naar school.

De fiets ligt op het schoolplein.

zn en zww

Ik fiets naar school.                                   => iemand doet iets: fietsen

De fiets ligt op het schoolplein.          => iets doet iets: liggen

zn en zww

       zelfstandig werkwoord (zww) ik fiets/ ik fietste

Ik fiets naar school.                                   => iemand doet iets: fietsen

De fiets ligt op het schoolplein.          => iets doet iets: liggen

             zelfstandig naamwoord (zn)

• lidwoord ervoor => de
• verkleinen => het fietsje

hulpww en zelfstandig ww

Ik bel haar op.

Ik heb haar opgebeld.

We gaan haar vandaag opbellen.

hulpww en zelfstandig ww

Ik bel haar op.                                    bel = zww       en          op = zww

Ik heb haar opgebeld.                    opgebeld = zww (voltooid dw)

                                                                  heb = hulpwerkwoord

We willen haar vandaag gaan opbellen.     (hele werkwoord/inf)

           hww                                hww      zww

Zelfstandig werkwoord p. 117

• Is een doe-woord.
• 1 werkwoord in de zin? => zww

Ik fiets naar school.            Hij loopt naar de gym.

•  let op bij splitsbaar werkwoord

Ik bel mijn vriendin op.               => opbellen

Hulpwerkwoord p. 118

• Hulpwerkwoord staat nooit als enige werkwoord in de zin.
• Dit werkwoord helpt het zelfstandig werkwoord.

Ik eet een appel.

Ik heb een appel gegeten.

Ik  wil een appel eten.

Taalverzorging toets

• woordsoorten => pagina 115
• leestekens 
• pannenkoek of pannekoek

Lees deze tekst

Schiet op Harry!

Red de mug, niet slaan!

Red de mug niet, slaan!

Herhalen leestekens (p. 61)

punt

komma

uitroepteken

vraagteken

aanhalingstekens

'Morgen is het schoolfeest,' zei de mentor.

Aan de slag / verlengde instr.

1. Je maakt de opdrachten digitaal.
2. Had je opdracht 14 van 2.7 oranje/rood? Opnieuw maken. 
3. Heb je opdracht 14  van 2.7 op groen? Maak van 1.8 opdrachten 6 en 7 digitaal.

• Puntjes 1 t/m 3 af? Maak een poster over woordsoorten.

Afsluiting van de les

Over welke woordsoort wil je meer uitleg?

Les 5

Planning

• Wat weet je nog van hww en zww?
• Leestekens 2.8
  
• Hoofdletters 3.8
• Aan de slag
• Afsluiting van de les met nieuwe weektaak.

Hww en Zww

• Er staat één werkwoord in de zin, dan is het een ......
• Er staan twee werkwoorden in de zin, dan is de persoonsvorm altijd een .............
• Er staan twee werkwoorden in de zin, dan is het werkwoord dat zegt wat het onderwerp doet een ..............
• Er staan drie werkwoorden in de zin, dan heb je altijd 

     twee ......................... en één ......................

Hww en Zww

• Er staat één werkwoord in de zin, dan is het een zww.
• Er staan twee werkwoorden in de zin, dan is de persoonsvorm altijd een hww.
• Er staan twee werkwoorden in de zin, dan is het werkwoord dat zegt wat het onderwerp doet een zww.
• Er staan drie werkwoorden in de zin, dan heb je altijd 

     twee hww's en één zww.

Ik fiets naar school.
fiets =

1. hulpwerkwoord
2. zelfstandig werkwoord

Ik heb een cadeau gekregen.
heb =

1. hulpwerkwoord
2. zelfstandig werkwoord

Ik heb een cadeau gekregen.
gekregen =

1. hulpwerkwoord
2. zelfstandig werkwoord

2.8 Leestekens (p. 124)

Een komma gebruik je bij:

1. einde van de zin
2. in een opsomming
3. na een vraag
4. tussen twee persoonsvormen

Na een dubbele punt schrijf je altijd een hoofdletter.

1. waar
2. niet waar

Mijn trainer riep "Schieten!"
Zijn hier alle leestekens geplaatst?

1. nee
2. ja

3.8 HOOFDLETTERS (p. 186)

• Je begint iedere zin met een hoofdletter. 
• Je begint het citaat met een hoofdletter.

 

• Eigennamen (personen, straten, merken)
• Aardrijkskundige namen (de Engelse les, Europa)
• Feestdagen. 

• Namen van maanden en dagen NIET met een hoofdletter.
  

3.8 Hoofdletters (p. 187)

Uitzonderingen

• 's Nachts slaap ik buiten. 't Regent heel hard.
• 100 activisten plakten zich vast aan de snelweg.

=> Honderd activisten plakten zich vast aan de snelweg.

• Meneer De Jong en mevrouw Van den Heuvel.

=> Meneer K. de Jong en mevrouw Ank van den Heuvel.

'S nachts lig ik vaak wakker

Is dit zo goed geschreven?

1. nee
2. ja

ik doe altijd hetzelfde: eerst thee drinken, dan instagram checken en als laatste huiswerk voor nederlands.

Aan de slag

Maak de weektaak: 

• Van 1.8: 6 en 7. (digitaal)
• Van 2.8: 8. (digitaal)
• Van 3.8: 8. (digitaal)

Af? Begin vast met volgende week:

• Van 4.8: 9 (digitaal)
• Van 5.8: 8 en 9. (digitaal)

Afsluiting van de les

Wie heeft de weektaak af?

Weektaak volgende week.