Lj 1 BOL Zintuigelijke beperking/ doof




Zorg leerjaar 1.

Zintuigelijke beperking. 
Lees de tekst en antwoord de vragen tussendoor.
Maak opdracht 1 en 2.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Agogiek SpecifiekMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les




Zorg leerjaar 1.

Zintuigelijke beperking. 
Lees de tekst en antwoord de vragen tussendoor.
Maak opdracht 1 en 2.

Slide 1 - Tekstslide

Noem de 5 zintuigen van de mens;

Slide 2 - Open vraag

Zintuigelijke beperking

Met een zintuigelijke beperking wordt bedoeld dat bepaalde zintuigen niet of onvoldoende werken.


Slide 3 - Tekstslide

Zintuigelijke beperking
Het meest komt voor:
auditieve beperkingen = horen 
visuele beperkingen = zien

Aangeboren en niet-aangeboren.

  • bijvoorbeeld door een virusinfectie (niet aangeboren)
  • of door een ongeluk (niet aangeboren)

Slide 4 - Tekstslide

Visuele beperking
  • Verlies van gezichtsscherpte;
  1. Verziend
  2. Bijziend
  • Beperking van het gezichtsveld;
  1. Deel van je beeld is weggevallen
  2. gaten in het zicht
  3. kokervisus

Slide 5 - Tekstslide

Visuele beperking 
  • Slechtziend > Mensen die minder zien dan 30 procent of  het gezichtsveld is kleiner dan 30 graden. Dit kan niet verholpen worden door een bril
  • Maatschappelijk blind > Mensen die minder zien dan 5 procent of het gezichtsveld is kleiner dan 10 graden. Zij kunnen nog wel licht en donker en de omtrek van mensen en dingen zien.​
  • Blind > Mensen die helemaal niets zien, ook geen licht.

Slide 6 - Tekstslide

Welke problemen komen mensen met een visuele beperking tegen? Noem er 3;

Slide 7 - Open vraag

Ken jij mensen met een visuele beperking?

Slide 8 - Open vraag

Begeleiden van cliënten met een visuele beperking
gebruik van kleuren
gebruik van geluiden
inrichting ruimte op maat
mobiliteit begeleiden
manier van communicatie
structuur aanbrengen


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Auditieve beperking
Slechthorend
Doof
Tinnitus 

Geleidingsslechthorendheid

Waarnemingsslechthorendheid 
Gemengde vorm
Aangeboren doofheid

Verworven doofheid

Slide 12 - Tekstslide

Zoek op internet wat Tinnitus en noteer hieronder;

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Oorzaken van gehoorverlies
  • Erfelijk
  • Gehoorschade
  • Gebruik medicijnen
  •  Ziekte
  • Ouderdom

Slide 16 - Tekstslide

Kenmerken gehoorverlies
  • Vaak herhalen wat je zegt
  • Iemand reageert niet zonder oogcontact
  • TV moet harder
  • Kind: taal en spraak ontwikkelen niet goed, is vaak verkouden
  • Mist informatie of begrijpt iets vaak niet

Slide 17 - Tekstslide

Gevolgen gehoorverlies
  • Irritatie van de omgeving
  • Vermoeidheid
  • Minder veilig
  • Onzeker

Slide 18 - Tekstslide

Behandeling
  • Gebarentaal
  • Gehoorapparaat
  • Cochleair implantaat
  • Groepsbehandeling


Slide 19 - Tekstslide

Wat is een cochleair implantaat? Zoek dit op internet uit en noteer;

Slide 20 - Open vraag

0

Slide 21 - Video

Waar houd je rekening mee, tijdens het begeleiden van een dove of slechthorende client? Noem drie punten;

Slide 22 - Open vraag

Begeleiden van dove en slechthorende cliënten, hoe zou jij dit aanpakken? 
  • Lichaamstaal is een belangrijke bron van informatie
  • Bewust een boodschap overbrengen (even snel iets zeggen in het voorbijgaan wordt gemist)
  • Bij doof geboren cliënten is gebarentaal hun eerste taal en is gesproken en geschreven Nederlands de tweede taal. 
  • Doven en slechthorenden kunnen het gesprek beter volgen als je ze goed aankijkt. 
  • Duidelijk en iets langzamer praten, zonder overdreven te articuleren, is beter.
  • Schreeuwen helpt niet.
  • Korte zinnen worden beter begrepen.
  • Je kunt namen, adressen, getallen beter opschrijven omdat deze moeilijk te raden zijn.
  • Een dove hoort zelf niet hoe hard of zacht hij praat en het is heel gewoon om hem te vragen iets zachter of harder te praten.
Een dove of slechthorende is sneller moe van de communicatie en stiltes hebben dan ook een functie.
Als je regelmatig met dove cliënten werkt is het zeker aan te raden een cursus gebarentaal te doen

Slide 23 - Tekstslide

CLIËNTEN DIE NIET KUNNEN RUIKEN OF PROEVEN
  • De smaakpapillen van de tong en de zenuwen in de neus geven geen of onvoldoende signalen naar de hersenen door doorsturen. 
  • kan aangeboren zijn, maar ouder worden, ziekten en of een ongeluk kan ook invloed hebben op minder goed kunnen ruiken en proeven. Ziektes of een ongeval kunnen ook de oorzaak zijn voor het verlies van geur en smaak.



In de zorg en begeleiding moet je alert zijn dat de cliënt niet wordt blootgesteld aan gevaarlijke situaties. Verder kan het zijn dat de cliënt begeleiding nodig heeft bij het vinden van andere prettige sensaties wanneer lekker eten niet meer aan de orde is.

Slide 24 - Tekstslide

Wat zijn risico's voor mensen die niet kunnen ruiken of proeven?

Slide 25 - Open vraag

Denk ook aan de omgeving;

Slide 26 - Tekstslide

Ken je iemand die doof of slechthorend is? Zo ja? Hoe communiceer je daar mee?

Slide 27 - Open vraag

Opdracht 1; Oefen je naam met het handalfabet. Vraag de docent om hulp.

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 2
In de gebarentaal heb je overal een gebaar voor.
Gebaren is de manier van communiceren voor doven en slechthorenden. 

Zoek op internet 4 verschillende gebaren op en oefen deze.

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 1 en 2
1. Laat aan de docent zien dat het is gelukt om je naam te gebaren met het handalfabet.
2. Laat de docent de vier verschillende gebaren zien, die je hebt gevonden.

Dan kan de docent het onderdeel aftekenen. 

Slide 30 - Tekstslide