Jongerentaal en nieuwe taal

2D Nederlands
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2D Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Korte herhaling vorige les
- Lesdoelen bespreken
- Uitleg en voorbeelden
- Aan de slag
- Terugkoppeling

Slide 2 - Tekstslide

Vorige les
Iedere schrijver heeft zijn of haar eigen stijl. Om teksten afwisselender en krachtiger te maken, gebruiken ze stijlfiguren.

Welke twee stijlfiguren hebben we de vorige les geleerd?

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Ik kan uitleggen hoe een taal verandert.
Ik weet wat neologismen zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Jongerentaal en nieuwe taal
Jongeren spreken met andere jongeren graag een eigen taal. Zo kunnen ze duidelijk maken dat ze bij een bepaalde groep horen.

Jongerentaal wijkt af van de standaardtaal en is te herkennen aan nieuwe woorden en uitdrukkingen.

Slide 5 - Tekstslide

Jongerentaal en nieuwe taal
Neologismen zijn nieuwe woorden of bestaande woorden met een nieuwe betekenis. Soms wordt het nieuwe woord gevormd met leenwoorden uit een andere taal. Soms wordt een unieke combinatie gebruikt van Nederlandse woorden. 

Slide 6 - Tekstslide

Hoe ontstaan nieuwe woorden?
Veel neologismen ontstaan uit twee bestaande woorden die worden samengevoegd. Voorbeeld = bankhangen

Ook ontstaan nieuwe woorden wanneer de maatschappij verandert. Zo is 'vliegschaamte' ontstaan in een periode waarin klimaatzorgen veel in het nieuws waren.

Slide 7 - Tekstslide

Hoe ontstaan nieuwe woorden?
Verder kunnen bestaande woorden een nieuwe betekenis krijgen. Zo zeggen jongeren soms dat iets lauw is wanneer ze iets te gek vinden. Terwijl lauw eigenlijk een temperatuuraanduiding tussen warm en koud is. 

Nieuwe talen kunnen ook gevormd worden met leenwoorden uit andere talen. Een speciale soort jongerentaal is straattaal. 

Die sma is wel hayek.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Aan de slag
We maken samen opdracht 1 op bladzijde 90.

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
Maken opdracht 2 en 3 op bladzijde 91. 
De link naar het woordenboek + de link naar de songtekst staan op Teams. 

Rijmschema a-a-b-b = vier regels onder elkaar, waarbij de eerste twee zinnen op elkaar rijmen en de laatste twee ook. 

een sma een chickie
geheid een fiti
praat nooit in kaka
rustig een tabaka





Slide 11 - Tekstslide

Afsluiting
Ik kan uitleggen hoe een taal verandert.
Ik weet wat neologismen zijn.

Slide 12 - Tekstslide