devoir en recevoir

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

DEVOIR et RECEVOIR
  • Présent  - ik moet (tegenwoordige tijd) 
  • Passé composé - ik heb (ge)moeten  (volt. tegenw. tijd)
  • Imparfait - ik moest    (onvoltooid verleden tijd)
  • Futur simple - ik zal moeten  (de toekomende tijd)

Slide 2 - Tekstslide

De présent
Je kan als je een Franse zin leest aan het werkwoord zien in welke tijd deze staat. 
Speelt er iets zich af in het nu? Dan spreken we van de tegenwoordige tijd, in het Frans heet dat le présent.

Slide 3 - Tekstslide

De passé composé
Le passé composé kennen we in het Nederlands als de voltooid tegenwoordige tijd. Een voorbeeld is bijvoorbeeld:
“Ik heb gelopen.” 
In het Nederlands vervoeg je de meeste werkwoorden met “hebben” en "zijn”. 
In het Frans ook, met het werkwoord “avoir” of het werkwoord “être”. 
Avoir en être zijn de hulpwerkwoorden die je gebruikt om de passé composé te maken.

Slide 4 - Tekstslide

De imparfait
In het Nederlands ziet de onvoltooid verleden tijd er zo uit: 
– wachten = ik wachtte 
– zitten = wij zaten 
– zijn = jij was

In het Nederlands zijn de onvoltooid verleden tijdsvormen behoorlijk onregelmatig, in het Frans zijn ze bijna allemaal regelmatig! 
Zo wordt de imparfait een makkie!

Slide 5 - Tekstslide

De futur
In het Nederlands heet de futur simple de onvoltooid toekomende tijd. In deze vorm zeg je dat je iets zal doen, bijvoorbeeld: “Ik zal de futur simple uitleggen.” 
De futur simple maak je door achter het hele werkwoord de uitgangen van ‘avoir’ te zetten.

De futur proche maak je met: aller + hele werkwoord. Aller vervoeg je, het hele werkwoord blijft altijd hetzelfde. 

Slide 6 - Tekstslide

-ais / -ais / -ait / -ions/ -iez / -aient
A
présent
B
imparfait
C
futur
D
passé composé

Slide 7 - Quizvraag

-ai / -as / -a / -ons/ -ez / -ont
A
présent
B
imparfait
C
futur
D
passé composé

Slide 8 - Quizvraag

-s / -s / -t / -ons / -ez / -ent
A
présent
B
imparfait
C
futur
D
passé composé

Slide 9 - Quizvraag

avoir + reçu / avoir+ dû
A
présent
B
imparfait
C
futur
D
passé composé

Slide 10 - Quizvraag

elle reçoit
A
présent
B
imparfait
C
futur
D
passé composé

Slide 11 - Quizvraag

nous avons dû
A
présent
B
imparfait
C
futur
D
passé composé

Slide 12 - Quizvraag

nous recevrons
A
présent
B
imparfait
C
futur
D
passé composé

Slide 13 - Quizvraag


Vous ...... écouter bien!
A
dois
B
avez
C
devez
D
recevez

Slide 14 - Quizvraag

Tous les jours, je ..... un mail de mon copain français.
A
reçois
B
dois
C
j'ai reçu
D
reçoit

Slide 15 - Quizvraag

Pour aller à l'école, mon grand-père ...... faire 5 kilomètres à pied.
(imparfait)
A
avait
B
récevait
C
devrait
D
devrais

Slide 16 - Quizvraag

Quand est-ce que tu .... ce paquet?
(futur)
A
recevrait
B
recevra
C
recevrions
D
recevras

Slide 17 - Quizvraag

Marie et Louis ...... cinq euros d'argent de poche par semaine.
A
recevez
B
reçoivent
C
devraient
D
ont reçu

Slide 18 - Quizvraag

J'....... travailler tout le week-end à mon exposé d'histoire.
(passé composé)
A
ai du
B
ai reçu
C
ai dû
D
ai ai ai

Slide 19 - Quizvraag

Cette semaine, nous ..... les élèves d'un lycée parisien.
A
recevez
B
recevions
C
avons reçu
D
recevons

Slide 20 - Quizvraag

Notez les verbes et complétez le schema!
bon courage ;)

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide